In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de Voogdijraad tot het vaststellen van een kinderalimentatie door de vader voor zijn minderjarige kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 november 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2018 waren zowel de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.F. Falconi, als de moeder aanwezig. De uitspraak werd gedaan op 5 juni 2018.
De feiten van de zaak zijn als volgt: uit de relatie tussen de vader en de moeder is een minderjarige geboren in 2014. De vader heeft de minderjarige erkend en het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van Afl. 450,- per maand, ingaande op 1 december 2017, ter dekking van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De vader heeft een voldoende inkomen uit arbeid, wat de basis vormt voor het verzoek.
De beoordeling van de zaak is gebaseerd op de verplichtingen van ouders om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft de draagkracht van zowel de vader als de moeder beoordeeld, waarbij de netto-inkomens en vaste lasten in aanmerking zijn genomen. De vader heeft een netto inkomen van ongeveer Afl. 2.828,23 per maand, terwijl de moeder een netto inkomen van ongeveer Afl. 1.819,09 per maand heeft. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, concludeert het gerecht dat de vader in staat is om de gevraagde bijdrage te betalen.
De beslissing van het gerecht is dat de vader een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- moet betalen, met ingang van 1 januari 2018, en dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter mr. W.J. Noordhuizen ter zitting van 5 juni 2018.