ECLI:NL:OGEAA:2018:354

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
A.R. 1465 van 2017 / AUA201701461
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijk aansprakelijkheid na echtscheiding in geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap RBC Royal Bank (Aruba) N.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die gezamenlijk een overeenkomst van geldlening hadden gesloten. Ondanks hun echtscheiding, die op 15 februari 2016 was uitgesproken, bleven zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld die voortvloeide uit deze overeenkomst. RBC vorderde een hoofdelijke veroordeling van beide gedaagden tot betaling van Afl. 4.915,46, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord en repliek. De gedaagden hebben zich in de procedure verweerd, maar de rechter oordeelde dat de vordering van RBC niet werd betwist in hoogte en dat de gedaagden, ondanks hun onderlinge afspraken over de schuldverdeling, gezamenlijk aansprakelijk bleven voor de volledige schuld aan RBC. De rechter oordeelde dat RBC recht had op de gevorderde bedragen, inclusief de buitengerechtelijke kosten, en dat de gedaagden ook de proceskosten moesten vergoeden.

In de uitspraak van 13 juni 2018 werd de vordering van RBC toegewezen, waarbij de rechter de gedaagden hoofdelijk veroordeelde tot betaling van het gevorderde bedrag, de rente en de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 13 juni 2018
Behorend bij A.R. 1465 van 2017 / AUA201701461
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
RBC ROYAL BANK (ARUBA) N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: RBC,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[gedaagde 1],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde sub 1],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia
en
[gedaagde 2],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde sub 2],
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord zijdens [gedaagde sub 1] (mondeling ter zitting) en [gedaagde sub 2];
- de conclusie van repliek;
- de aantekening op rol dat [gedaagde sub 1] zich refereert en [gedaagde sub 2] afziet van conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben met RBC een overeenkomst van geldlening gesloten.
2.2 [
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn bij beschikking van 15 februari 2016 van echt gescheiden.
2.3
Onderling hebben zij afgesproken dat de schuld aan ieder voor de helft wordt toegedeeld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
RBC vordert – uitvoerbaar bij voorraad – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van Afl. 4.915,46, te vermeerderen met de overeengekomen rente en de buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[gedaagde sub 2] voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn samen de overeenkomst van geldlening aangegaan. Zij zijn, ondanks de echtscheiding, daarom gezamenlijk voor het geheel hoofdelijk aansprakelijk. Met afspraken die de ex-echtgenoten onderling hebben gemaakt heeft RBC niets te maken.
4.2
De vordering wordt in hoogte niet weersproken en komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
4.3
Voldoende aannemelijk is dat RBC buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, dat blijkt al uit de door [gedaagde sub 2] overgelegde e-mail van 21 september 2017. Ook deze kosten komen in redelijkheid voor toewijzing in aanmerking.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (deels hoofdelijk) worden veroordeeld om de proceskosten van RBC te vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling aan RBC van een bedrag van Afl. 4.915,46, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 18% per jaar, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom vanaf 1 juni 2017 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afl. 375,;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van RBC worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht (hoofdelijk), Afl. 199,90 aan explootkosten voor [gedaagde sub 1] en Afl. 199,90 aan explootkosten voor [gedaagde sub 2] en Afl. 1000, aan salaris van de gemachtigde (hoofdelijk);
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.