ECLI:NL:OGEAA:2018:357

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
A.R. no. 2137 van 2017/AUA201702620
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake geldvordering door ISLAND FINANCE N.V. tegen gedaagde

In deze civiele procedure, aangespannen door ISLAND FINANCE N.V., heeft de rechtbank in eerste aanleg van Aruba op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een geldleningsovereenkomst. De eiseres, ISLAND FINANCE N.V., heeft gedaagde aangesproken op zijn betalingsverplichtingen voortvloeiend uit een overeenkomst van geldlening, gesloten op 28 april 2015. Gedaagde had een bedrag van Afl. 14.998,54 geleend en was verplicht dit bedrag terug te betalen in 48 termijnen. Echter, gedaagde heeft zich niet gehouden aan deze betalingsverplichtingen, wat leidde tot een ingebrekestelling door eiseres op 9 december 2016.

Eiseres vorderde in de procedure een hoofdsom van Afl. 8.379,87, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij gedurende een bepaalde periode betalingen had gedaan die niet in aanmerking waren genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad een bedrag van Afl. 8.379,87 schuldig was aan eiseres, en dat zijn betalingsonmacht hem niet ontsloeg van zijn verplichtingen. De rechtbank heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten.

De rechter heeft de kosten van de procedure aan gedaagde opgelegd, en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juni 2018, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 13 juni 2018.
Behorend bij A.R. no. 2137 van 2017/AUA201702620
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
hierna ook te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 5 oktober 2017;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 29 november 2017;
- de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis, ingediend op 7 maart 2018;
- aan gedaagde is op 2 mei 2018 akte van niet dienen van conclusie van dupliek verleend.
1.2
Vervolgens is de datum voor het vonnis nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 28 april 2015 een overeenkomst van geldlening tevens schuldbekentenis (hierna: de overeenkomst) gesloten.
2.2
Uit de artikelen 1, 2 en 3 van de overeenkomst volgt dat gedaagde een bedrag van Afl. 14.998,54 heeft geleend en dat zij dit bedrag vermeerderd met de contractuele rente dient terug te betalen in achtenveertig (48) termijnen van elk Afl. 516,32. In totaal diende gedaagde uiterlijk op 28 april 2019 een bedrag van Afl. 24.783,36 te hebben betaald.
2.3
Gedaagde heeft zich niet gehouden aan de uit de geldleningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverbintenis.
2.4
Bij brief van 9 december 2016 is gedaagde door eiseres in gebreke gesteld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert – na wijziging van eis en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – gedaagde te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van Afl. 8.379,87, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,4% per maand vanaf 29 februari 2016 tot een maximum van Afl. 9.784,82 en na het bereiken van dit maximum vermeerderd met de wettelijke rente tot en met de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van 15% van de buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.
3.3
Gedaagde voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gedaagde stelt ten aanzien van de hoofdsom dat hij gedurende de periode van 23 november 2016 tot en met 3 november 2017 een totaal bedrag van Afl. 3.624,- heeft betaald en dat eiseres daar geen rekening mee heeft gehouden. Daartoe heeft gedaagde een overzicht van de bank overgelegd. Deze stelling heeft eiseres gemotiveerd weersproken. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Bij verzoekschrift heeft eiseres oorspronkelijk Afl. 10.191,87 gevorderd. Eiseres stelt bij repliek dat met het bepalen van de hoofdsom rekening is gehouden met de aflossingen tot en met 1 maart 2017. Gedaagde beaamt dat geen rekening is gehouden met de betalingen van Afl. 453,- op 23 maart 2017, 21 juni 2017, 21 juli 2017 en op 23 augustus 2017, zijnde in totaal een bedrag van Afl. 1.812,-. Eiseres verwijst daartoe naar het door gedaagde overgelegde betalingsoverzicht. Die betalingen heeft eiseres bij eiswijziging in mindering gebracht op de hoofdsom. Gedaagde heeft de hoofdsom na de eisvermindering en de gevorderde rente niet betwist. Vast komt te staan dat gedaagde een bedrag van (Afl. 10.191,87- Afl. 1.812,-=) Afl. 8.379,87 schuldig is aan eiseres.
4.3
Hoe vervelend deze situatie voor gedaagde ook is, zijn betalingsonmacht ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting Eiseres is niet verplicht een door gedaagde gedane betalingsvoorstel te accepteren. Nu vast staat dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres, zal een bedrag van Afl. 8.379,87, vermeerderd met de gevorderde rente, worden toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2016 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 750,-, zijnde 1,5 punt van het liquidatietarief 3, nu niet is gebleken dat toewijzing voor meer dan dit bedrag redelijk is.
4.5
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van eiseres begroot op Afl. 750,- griffierecht, Afl. 839,80 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 3).

4.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 8.379,87, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,4% per maand vanaf 29 februari 2016 tot een maximum van Afl. 9.784,82 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 750,-;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, dat tot de datum van uitspraak aan de kan van eiseres worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 839,80 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
-verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.