ECLI:NL:OGEAA:2018:358

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
BB nr. 2259 van 2017 (AUA201702776)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake incasso van een geldleningsovereenkomst tussen ISLAND FINANCE N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE N.V. betaling van een bedrag van Afl. 6.262,47 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst van geldlening die op 23 september 2008 was gesloten. Gedaagde had een som geld geleend en was verplicht deze met rente terug te betalen. Eiseres stelde dat gedaagde in gebreke was gebleven en had haar in gebreke gesteld via een brief op 12 mei 2017. Gedaagde deed een betalingsvoorstel, maar voldeed niet aan de betalingsverplichtingen die voortvloeiden uit de overeenkomst.

De procedure omvatte verschillende schriftelijke stukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter moest beoordelen of gedaagde gehouden was om naast de hoofdsom ook de contractuele rente en bijkomende kosten te betalen. Gedaagde voerde aan dat er in 2015 een afspraak was gemaakt dat zij geen rente en extra kosten verschuldigd was, maar deze stelling werd door eiseres gemotiveerd weersproken.

De rechter oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat de vordering van eiseres terecht was. De rechter wees de vordering toe, inclusief de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2013 en de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 13 juni 2018 door mr. Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 13 juni 2018
Behorend bij BB nr. 2259 van 2017 (AUA201702776)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown ,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
hierna ook te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 17 oktober 2017;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 13 december 2017;
- de conclusie van repliek tevens inhoudende een vermindering van eis c.q. wijziging van eis, ingediend op 7 februari 2018;
- de conclusie van dupliek, ingediend op 2 mei 2018.
1.2
Vervolgens is de datum voor het vonnis nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 23 september 2008 een overeenkomst van geldlening tevens schuldbekentenis gesloten waarbij gedaagde van eiseres een som geld heeft geleend onder de verplichting die som met rente terug te betalen.
2.2
Bij brief van 12 mei 2017 is gedaagde door eiseres in gebreke gesteld.
2.3
Bij brief van 13 juni 2017 heeft gedaagde aan eiseres een betalingsvoorstel gedaan.
2.4
Gedaagde heeft zich niet gehouden aan de uit de geldleningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert na wijziging van eis – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – een rechterlijk bevel uit te vaardigen tegen gedaagde tot betaling van een hoofdsom van Afl. 6.262,47, inclusief de contractuele rente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2013, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 939,37, een en ander met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voorvloeiende betalingsverplichtingen.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer, dat zonodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of gedaagde gehouden is buiten de overeengekomen hoofdsom en contractuele rente tevens de wettelijke rente en overige kosten te voldoen.
4.2
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat partijen in 2015 hadden afgesproken dat gedaagde geen rente en extra kosten verschuldigd is over de hoofdsom en dat gedaagde slechts een totaal bedrag van Afl. 6.262,47 schuldig is. Deze stelling heeft eiseres gemotiveerd weersproken en is bovendien strijdig met de overeenkomst. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.3
Uit de artikelen 1, 2, en 3 van de overeenkomst van geldlening volgt dat gedaagde op 23 september 2008 een bedrag van Afl. 10.833,- heeft geleend en dat zij dit bedrag vermeerderd met contractuele rente dient terug te betalen in 60 termijnen van elk Afl. 325,-. In totaal diende gedaagde vóór 10 juli 2013 een bedrag van Afl. 19.500,- af te betalen. Vast staat dat gedaagde dit niet heeft gedaan. Gedaagde erkent nog een hoofdsom inclusief rente verschuldigd te zijn van Afl. 6.262,47.
4.4
Uit artikel 6 van de overeenkomst volgt voorts dat indien de schuldenaar na het verstrijken van de laatste termijn het totaal bedrag niet heeft afbetaald, hij over het restant van de schuld 2% rente per maand verschuldigd is. Voorts volgt uit artikel 8 van de overeenkomst dat de schuldenaar in geval van wanprestatie tevens alle overige kosten dient te betalen, die eiseres maakt om de openstaande schuld te incasseren. Nu de gevorderde wettelijke rente aanzienlijk lager is dan de contractueel bedongen rente, staat aan toewijzing van de wettelijke rente niets in de weg.
4.5
Gedaagde stelt dat zij geen baan meer heeft en om die reden niet in staat is om aan haar financiële verplichtingen jegens eiseres te voldoen. Zij stelt dat haar vader bereid is haar schuld voor haar te betalen en heeft daartoe aan eiseres een betalingsvoorstel gedaan.
4.6
Hoe vervelend deze situatie voor gedaagde ook is, haar betalingsonmacht ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting. Ingevolge artikel 6:217 e.v. van het Burgerlijk Wetboek van Aruba is eiseres niet verplicht een door gedaagde gedane betalingsvoorstel te accepteren. Nu vast staat dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres en zal een bedrag van Afl. 6.262, 47, inclusief de contractuele rente, worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2013 tot de dag der voldoening.
4.7
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2016 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 375,-, zijnde 1,5 punt van het liquidatietarief 2, nu door eiseres ten aanzien van het bedrag van Afl. 6.262,47 niet duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de hoofdsom en de contractuele rente, zal het gerecht er van uitgaan dat de hoofdsom onder het liquidatietarief 2 valt.
4.8
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van eiseres begroot op Afl. 100,- griffierecht en Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 2).

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 6.262,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2013 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 375,-;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiseres worden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 250,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.