ECLI:NL:OGEAA:2018:359

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201801333
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loonvordering in kort geding

In deze zaak, die op 13 juni 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [gedaagde], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap D. EVERS SECURITY CORPORATION N.V. (hierna: ESC). De werknemer was per 16 juni 2016 in dienst bij ESC als security guard, maar werd op 23 augustus 2017 op staande voet ontslagen. ESC stelde dat de werknemer niet op zijn werk was verschenen en zich niet tijdig ziek had gemeld, wat leidde tot het ontslag. De werknemer betwistte echter dat hij ongeoorloofd afwezig was en voerde aan dat hij op de betreffende dag ziek was en zich had gemeld bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Tijdens de zitting op 1 juni 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de werknemer verzocht om zijn loon te laten doorbetalen vanaf de datum van ontslag tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht oordeelde dat er geen dringende reden was voor ontslag op staande voet, omdat de werknemer een geldige reden had om niet te verschijnen. Het Gerecht verleende de werknemer verlof tot kosteloos procederen en oordeelde dat ESC het loon van de werknemer moest doorbetalen, met een gematigde wettelijke verhoging en wettelijke rente.

Het vonnis benadrukte dat ESC had kunnen volstaan met een minder ingrijpende sanctie dan ontslag op staande voet. De werknemer had weliswaar verzuimd om zich tijdig bij ESC ziek te melden, maar dit rechtvaardigde niet de meest ingrijpende sanctie binnen het arbeidsrecht. Het Gerecht veroordeelde ESC ook in de proceskosten van de werknemer, die tot aan de uitspraak waren begroot op Afl. 650,79 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 13 juni 2018 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. no. AUA201801333
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
de naamloze vennootschap
D. EVERS SECURITY CORPORATION N.V., h.o.d.n. Evers Security,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: ESC,
gemachtigden: de advocaten mrs. M. Bemer en J.J. Steward.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van vrijdag 1 juni 2018.
1.2 [
gedaagde] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. ESC is verschenen bij haar gemachtigde mr. Steward voornoemd, die werd vergezeld door dhr. [naam directeur 1] en mw. [naam directeur 2] (directeuren van ESC). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota’s, voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [gedaagde] per 16 juni 2016 in loondienst getreden van ESC in de functie van “
security guard” tegen brutoloon van Afl. 1.000,-- per quincena. ESC heeft [gedaagde] op 23 augustus 2017 op staande voet ontslagen.
2.3
De door ESC aan [gedaagde] uitgereikte ontslagbrief vermeldt dienaangaande onder meer:

(…). Op woensdag 23 augustus 2017 bent u niet op uw werk verschenen voor uw dienst welke van 14:00 uur tot 22:00 uur was en waar u was ingedeeld als timekeeper op de locatie […] Aruba. Deze dienst is u gegeven nadat wij waren geïnformeerd dat u per deze datum AG bent verklaart voor aangepast werk door de SVB arts [naam arts]. Deze dienst is u meegedeeld zowel telefonisch als per WhatsApp door de afdeling HR van Evers Security alsmede per WhatsApp door ondergetekende. Vandaag de 23ste augustus 2017 bent u niet op het werk verschenen en tevens heeft u uw werkgever niet ingelicht over de reden waarom u niet bent verschenen. Dit houd in dat dit een No show No call is en dat wij per direct de arbeidsovereenkomst met u opzeggen.
(…).”.
2.4
Vanaf enig moment is [gedaagde] door de SVB arbeidsongeschikt verklaard tot 23 augustus 2017, en per die datum arbeidsgeschikt verklaard voor het verrichten van aangepast werk. [gedaagde] heeft zich op 24 augustus 2017 voor controle bij de SVB gemeld. Die instantie bleef na controle bij haar standpunt dat [gedaagde] per 23 augustus 2017 heeft te gelden als zijnde arbeidsgeschikt voor het verrichten van aangepast werk, met als eerst volgende controledatum 25 september 2018.
2.5
De aan de gemachtigde van ESC gerichte email van SVB-arts [naam arts] van 31 mei 2018 vermeldt onder meer:

(…).
De heer [gedaagde] (…) is vanaf 23 augustus 2017 bij de SVb medisch arbeidsgeschikt verklaard voor passend werk. Hij heeft een nieuwe melding ingediend maar niet de protocollen van de SVb gevolgd die aan hem multipele keren waren uitgelegd. Het beleid is dat als je je niet kan hervatten op de AG datum die door jou arts gesteld wordt moet je op diezelfde dag terug voor controle komen. Verzekerde blijft na controle AG verklaard voor passend werk vanaf datum 23-8-17 met een controle op 25-9-18.
(…).”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [gedaagde] dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. ESC veroordeelt om aan [gedaagde] te betalen zijn loon gerekend vanaf 23 augustus 2017 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid;
b. ESC veroordeelt in de proceskosten.
3.2
ESC voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [gedaagde] verzochte, althans tot matiging of maximering van de verzochte vertragingsrente, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit het door [gedaagde] overgelegde door de daartoe bevoegde instantie afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [gedaagde] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [gedaagde] zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Het spoedeisend belang van [gedaagde] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.3
Ter zitting heeft (de gemachtigde van) ESC bij aanvang van zijn betoog medegedeeld dat deze kwestie of zaak een gelopen race betreft. Voorzover ESC daarmee bedoeld dat sprake is van een in haar voordeel gelopen race, volgt het Gerecht ESC echter niet in dat standpunt. Daartoe wordt het volgende overwogen, waarbij wordt vooropgesteld dat uit de hiervoor onder 2.3 vermelde (tekst van de) ontslagbrief volgt dat [gedaagde] is ontslagen om de in die brief vermelde (zelfstandige) reden, en niet om die reden in samenhang met mogelijk eerder verwijtbaar handelen van [gedaagde]. Het ontslag is derhalve niet gegrond op de zogeheten spreekwoordelijke druppel die de emmer voor ESC heeft doen overlopen.
4.4
In het licht van de hiervoor onder 4.2 vermelde feitelijkheden heeft [gedaagde] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat hij zich op 23 augustus 2017 niet goed voelde om te gaan werken, en dat hij zich die dag daarom ziek heeft gemeld bij de SVB. Verder heeft [gedaagde] in dit verband niet of onvoldoende bestreden gesteld dat hem in het licht van die ziekmelding werd medegedeeld door of vanwege de SVB dat hij eerst de dag daarna (op 24 augustus 2017 dus) voor controle bij de SVB moest komen, hetgeen [gedaagde] ook heeft gedaan. Kennelijk wijkt de SVB onder bepaalde omstandigheden af van het hiervoor onder 2.5 door de SVB-arts [naam arts] omschreven beleid, hetgeen [gedaagde] ter zitting overigens niet of onvoldoende bestreden (al dan niet impliciet) heeft gesteld. Dit klemt temeer omdat [gedaagde] in dit verband heeft gesteld dat op zijn SVB kaart niet staat vermeld dat hij in strijd met geldend SVB-ziekmeldingsbeleid zich heeft ziek gemeld en heeft laten controleren, hetgeen wel het geval zou zijn indien daarvan sprake was. Die stelling heeft ESC niet bestreden.
4.5
Tegen voormelde achtergrond staat vast dat [gedaagde] op 23 augustus 2017 niet op zijn werk is verschenen en dat hij ESC toen niet heeft ingelicht wat de reden daarvan was. [gedaagde] heeft die dag verzuimd om zich naast bij de SVB tevens (tijdig) bij ESC ziek te melden. Dat verwijtbaar handelen rechtvaardigt echter naar het voorlopig oordeel van het Gerecht geen ontslag op staande voet, zijnde de meest ingrijpende sanctie binnen het arbeidsrecht. ESC had te dezen kunnen en moeten volstaan met een minder ingrijpende sanctie. Dit klemt temeer omdat [gedaagde] niet ongeoorloofd afwezig was, zoals gesteld door ESC. [gedaagde] had een geldige reden om niet op zijn werk te verschijnen. De omstandigheid dat [gedaagde] op 24 augustus 2017 na controle door de SVB-arts in verband met bedoelde ziekmelding per 23 augustus arbeidsgeschikt werd verklaard voor het verrichten van aangepaste werkzaamheden doet daar niets aan af.
4.6
Bij die hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure te verwachten dat de loonvordering van [gedaagde] zal worden toegewezen, met dien verstande dat verder te verwachten valt dat de bodemrechter die vordering zal matigen als na te melden om de reden als tevens na te melden. In die zin zal de thans door [gedaagde] verzochte voorziening worden toegewezen.
4.7
Naar het oordeel van het Gerecht had [gedaagde] voortvarender te werk moeten gaan met het inroepen van de nietigheid van zijn ontslag met daarbij de verklaring bereid te zijn en te blijven om zijn werk bij ESC te hervatten. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om dat uiterlijk drie maanden na zijn ontslag te doen, in plaats van vrijwel een half jaar nadien. Als [gedaagde] direct of zo snel als mogelijk na zijn ontslag kosteloze rechtsbijstand had verzocht bij de daartoe aangewezen instantie, had deze zaak in dat licht zeker drie maanden eerder aan het Gerecht ter beoordeling voorgelegd kunnen worden. In dit nalaten van [gedaagde] ziet het Gerecht grond om zijn loonvordering met drie maanden in omvang te korten of te matigen. In zoverre slaagt het beroep van ESC op matiging.
4.8
In de omstandigheid dat over achterstallig loon naast wettelijke rente tevens de verzochte wettelijke verhoging wordt toegewezen, ziet het Gerecht aanleiding om die verhoging gematigd vast te stellen op telkens maximaal 15%.
4.9
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van ESC bij afwijzing van de vordering van [gedaagde] ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij toewijzing daarvan als na te melden.
4.1
ESC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op
(450,-- + 200,79 =) Afl. 650,79 aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 1.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt ESC om aan [gedaagde] te betalen zijn loon gerekend vanaf 23 augustus 2017 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid van dat loon;
-veroordeelt ESC in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 650,79 aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 1.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent verlof aan [gedaagde] tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 13 juni 2018.