ECLI:NL:OGEAA:2018:369

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
AUA201702831
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake teruggave griffierecht na afwijzing vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft de appellant, verblijvend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De afwijzing vond plaats op 23 juni 2017, waarna de appellant op 29 juni 2017 bezwaar heeft gemaakt. Het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar leidde tot het indienen van een beroep op 27 oktober 2017. Op 1 februari 2018 heeft de verweerder echter besloten op het bezwaar, en is aan de appellant een vergunning verleend, mits de leges betaald werden. Tijdens de rolzitting op 7 mei 2018 heeft de appellant aangegeven het beroep enkel te willen handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het betaalde griffierecht.

De rechter heeft geoordeeld dat er onder deze omstandigheden geen belang meer bestaat bij het beoordelen van het uitblijven van een beschikking op het bezwaar, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechter heeft tevens gelast dat het betaalde griffierecht aan de appellant wordt teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 18 juni 2018, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.

Uitspraak

Uitspraak van 18 juni 2018
AUA201702831
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
verblijvend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 23 juni 2017 heeft verweerder een verzoek van appellant om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 29 juni 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellant op 27 oktober 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 2 februari 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
In het verweerschrift heeft verweerder te kennen gegeven dat op 1 februari 2018 op het bezwaar van appellant is beslist en dat appellant, na betaling van de leges, de verzochte vergunning zal krijgen. Een afschrift van deze vergunning is bij het verweerschrift gevoegd. Deze stukken zijn aan appellant uitgereikt. Daarop is zijdens appellant op de rolzitting van 7 mei 2018 te kennen gegeven dat zij het voorliggende beroep slechts wenst te handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het door haar betaalde griffierecht. Onder deze omstandigheden bestaat evenwel geen belang bij het beoordelen van het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant gericht tegen de beschikking van 23 juni 2017 en is het belang aan het beroep komen te ontvallen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.2
Met de honorering van het verzoek van appellant dient de in beroep bestreden fictieve afwijzende beschikking door verweerder ten voordele van appellant ingetrokken dan wel gewijzigd te worden geacht. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding te gelasten dat het betaalde griffierecht wordt teruggegeven (artikel 30, tweede lid, van de Lar).

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,- .
Deze beslissing werd gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 18 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.