ECLI:NL:OGEAA:2018:373
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van het bevel tot inbewaringstelling en uitzetting van een vreemdeling in het licht van het recht op family life
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 juni 2018 uitspraak gedaan over het verzoek van klager, die in Aruba woont, tegen de Procureur-Generaal. Klager had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot uitzetting en een bevel tot inbewaringstelling, die op 27 maart 2018 door de Procureur-Generaal waren gegeven. Klager, geboren in Venezuela, is getrouwd met een in Aruba geboren Nederlander en heeft een verblijfsstatus die afhankelijk is van zijn huwelijk. Het gerecht heeft de rechtmatigheid van de bevelen getoetst aan de hand van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het gerecht oordeelde dat de toetsing van de inbewaringstelling door de rechter-commissaris niet kan worden herhaald door de bestuursrechter, omdat er al een andere onafhankelijke rechter is die deze toetsing kan uitvoeren. Dit betekent dat het bezwaar van klager tegen de inbewaringstelling niet-ontvankelijk is.
Wat betreft de uitzetting, heeft het gerecht vastgesteld dat klager niet over een geldige verblijfsvergunning beschikt en dat zijn verblijf in Aruba niet langer wenselijk is vanwege gepleegde misdrijven. Klager heeft aangevoerd dat zijn uitzetting inbreuk maakt op zijn recht op family life, maar het gerecht oordeelde dat de inmenging in zijn familieleven gerechtvaardigd is in het belang van de openbare orde. De omstandigheden in Venezuela zijn niet zodanig dat de uitzetting niet kan plaatsvinden. Het verzoek van klager is afgewezen.