In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 26 juni 2018 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie. Het verzoek is ingediend door de man, die als verwekker en biologische vader van de minderjarige wordt beschouwd, om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van de minderjarige. De moeder, die het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft zich aan het oordeel van het gerecht gerefereerd met betrekking tot de erkenning, maar heeft het verzoek om het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man te bepalen afgewezen.
De procedure omvatte verschillende ingediende stukken, waaronder een verzoekschrift en een verweerschrift, en een mondelinge behandeling op 15 mei 2018. De Voogdijraad is benoemd als bijzondere curator voor de minderjarige. Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft geoordeeld dat er een DNA-onderzoek moet worden uitgevoerd om vast te stellen of de man daadwerkelijk de biologische vader van de minderjarige is, aangezien dit rechtsgevolg niet ter vrije beschikking van partijen staat. De kosten van het onderzoek dienen door de man te worden voorgeschoten.
De beslissing houdt in dat de Voogdijraad als bijzondere curator wordt benoemd, dat er een DNA-onderzoek wordt gelast, en dat de man de kosten van dit onderzoek moet voorschieten. De deskundige zal rapport uitbrengen aan het gerecht op een later te bepalen datum. Verdere beslissingen zijn aangehouden.