ECLI:NL:OGEAA:2018:379

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
EJ nr. AUA201800142
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning en DNA-onderzoek in familierechtelijke kwestie

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 26 juni 2018 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie. Het verzoek is ingediend door de man, die als verwekker en biologische vader van de minderjarige wordt beschouwd, om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van de minderjarige. De moeder, die het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft zich aan het oordeel van het gerecht gerefereerd met betrekking tot de erkenning, maar heeft het verzoek om het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man te bepalen afgewezen.

De procedure omvatte verschillende ingediende stukken, waaronder een verzoekschrift en een verweerschrift, en een mondelinge behandeling op 15 mei 2018. De Voogdijraad is benoemd als bijzondere curator voor de minderjarige. Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft geoordeeld dat er een DNA-onderzoek moet worden uitgevoerd om vast te stellen of de man daadwerkelijk de biologische vader van de minderjarige is, aangezien dit rechtsgevolg niet ter vrije beschikking van partijen staat. De kosten van het onderzoek dienen door de man te worden voorgeschoten.

De beslissing houdt in dat de Voogdijraad als bijzondere curator wordt benoemd, dat er een DNA-onderzoek wordt gelast, en dat de man de kosten van dit onderzoek moet voorschieten. De deskundige zal rapport uitbrengen aan het gerecht op een later te bepalen datum. Verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Beschikking van 26 juni 2018
behorend bij EJ nr. AUA201800142
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.E.T. Rasmijn.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige],de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 19 januari 2018;
  • de akte wijziging verzoek, ingediend op 12 april 2018;
  • het verweerschrift, ingediend op 14 mei 2018;
  • het advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand, overgelegd op 27 maart 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 15 mei 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij mr. [naam Y] en de Voogdijraad bij mevrouw [naam A] en mr. [naam B].
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit de moeder is op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] geboren [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is niet erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.HET VERZOEK

3.1
Het bij akte gewijzigd verzoek strekt ertoe om de man vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen, om het gezag te wijzigen in die zin dat de man gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man te bepalen. Daartoe heeft de man aangevoerd dat hij sinds de geboorte van de minderjarige omgang met hem heeft gehad, dat hij altijd heeft bijgedragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, dat het niet in het belang van de minderjarige is dat hij bij de moeder blijft wonen en dat de moeder niet in staat is om de zorg en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. De man stelt zich op het standpunt dat hij als verwekker en biologische vader van de minderjarige recht en belang bij heeft dat de familierechtelijke betrekking tussen hem en de minderjarige tot stand komt.
3.2
De moeder refereert zich aan het oordeel van het gerecht terzake het verzoek omtrent de vervangende toestemming tot erkenning en gezag maar concludeert tot afwijzing van het verzoek om het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man de bepalen.

4.DE BEOORDELING

Vervangende toestemming tot erkenning

4.1
Ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) dient in zaken van afstamming het minderjarig kind vertegenwoordigd te worden door een daartoe door het gerecht benoemde bijzondere curator. De Voogdijraad heeft zich ter zitting van 15 mei 2018 bereid verklaard als bijzondere curator van de minderjarige op te treden, en zal als zodanig worden benoemd.
4.2
Het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204, lid 3 van het BW. Voor zover hier van belang, kan ingevolge deze bepaling de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van dit gerecht, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
4.3
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat niet onomstotelijk vast dat de man de verwekker is van de minderjarige, en het gaat hier om een rechtsgevolg dat naar het oordeel van het Gerecht niet ter vrije beschikking van partijen staat. Biologisch vaderschap kan middels bloedonderzoek of DNA-onderzoek nagenoeg met zekerheid worden bewezen. Gelet hierop zal een DNA-onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of de man de biologische vader van de minderjarige is. Het DNA-onderzoek zal moeten worden verricht door één van de hier te lande erkende laboratoria. De bijzonder curator kan hierna zijn mening kenbaar maken over de vraag of de erkenning de belangen van het kind zullen schaden, indien en voor zover uit het DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader is van de minderjarige.
4.4
De man zal de kosten van bedoeld onderzoek moeten voorschieten.
4.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
benoemt de Voogdijraad tot bijzonder curator van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats];
gelast een (DNA-)onderzoek naar de vraag met welke mate van waarschijnlijkheid de man, [verzoeker], de biologische vader is van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats], uit de vrouw [verweerster], geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats];
bepaalt dat de man de kosten van dat onderzoek moet voorschieten;
benoemt de door het Landslaboratorium dan wel de I.L. Laboratotio Familiar N.V. aan te wijzen specialist als deskundige;
verzoekt de deskundige rapport terzake uit te brengen aan het gerecht door tussenkomst van partijen op dinsdag 21 augustus 2018 om 8:30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit gerecht, ter zitting van 26 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.