ECLI:NL:OGEAA:2018:383

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
EJ nr. 2129 van 2017/AUA201702584
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige na verzoek van de Voogdijraad

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 26 juni 2018, wordt een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en zijn minderjarige kind. De zaak betreft een verzoek van de Voogdijraad, die eerder in de procedure op 16 januari 2018 had bepaald dat de vader vanaf 1 februari 2018 moest bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De Voogdijraad heeft op 17 april 2018 een rapport ingediend, waaruit blijkt dat omgang tussen de vader en de minderjarige mogelijk is zonder toezicht van de moeder. De Voogdijraad adviseert een omgangsregeling van één keer per week voor 6 tot 8 onafgebroken uren.

Tijdens de zitting heeft de vader verzocht om een extra dag in de week, specifiek op vrijdag, voor omgang met de minderjarige. De moeder heeft zich hiertegen verzet, met het argument dat de minderjarige naar de crèche gaat, waar hij structuur en sociale interactie met andere kinderen geniet. Het Gerecht overweegt dat, op basis van artikel 1:377a BWA, het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht hebben op omgang. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder het gebruik van marihuana door de vader, wordt er vooralsnog geen ruimere omgangsregeling vastgesteld dan geadviseerd door de Voogdijraad.

Daarnaast verleent het Gerecht de moeder toestemming om kosteloos te procederen, gezien het bewijs van haar onvermogen. De uiteindelijke beslissing houdt in dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige wordt vastgesteld op één keer per week voor acht onafgebroken uren, waarbij partijen in onderling overleg de dag en tijdstip bepalen.

Uitspraak

Beschikking van 26 juni 2018
behorend bij EJ nr. 2129 van 2017/AUA201702584
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.J.E. Paesch, voorheen procederend in persoon.
Belanghebbende:
[naam moeder], de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 16 januari 2018, waarbij is bepaald dat de vader met ingang van 1 februari 2018 dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met een bedrag van Afl. 300,-- per maand, en waarbij de Voogdijraad is verzocht om onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag of en zo ja, op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de vader. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 17 april 2018;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling achter gesloten deuren van 15 mei 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de Voogdijraad mevrouw [naam X] en [naam Y].

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat omgang tussen de vader en de minderjarige mogelijk is, zonder toezicht van de moeder. Gebleken is dat de minderjarige al gewend is aan de vader en dat er een band bestaat tussen de vader en de minderjarige. De Voogdijraad concludeert dat omgang tussen de vader en de minderjarige in het belang is van de minderjarige en adviseert een omgangsregeling van een keer in de week voor 6 a 8 onafgebroken uren.
2.2
Ter zitting heeft de vader te kennen gegeven het niet helemaal eens te zijn met het advies van de Voogdijraad. De vader verzoekt het Gerecht nog een dag in de week - en dan op de vrijdag - vast te stellen waarbij hij omgang heeft met de minderjarige. De moeder heeft zich tegen dit verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat – het volgende aangevoerd. De minderjarige gaat naar de crèche, alwaar hij structuur geniet, hetgeen belangrijk is voor de minderjarige. Daarnaast heeft de minderjarige op de crèche omgang met andere minderjarigen, hetgeen van belang is voor de ontwikkeling van de minderjarige.
2.3
Ingevolge artikel 1:377a BWA, hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder in beginsel recht op omgang met elkaar. Gelet hierop, het bovenstaande en het hetgeen ter zitting is besproken zal het Gerecht een omgangsregeling vaststellen, waarbij rekening zal worden gehouden met de belangen van beide ouders en de minderjarige. Hierbij wordt tevens in aanmerking genomen dat de vader ter zitting heeft verklaard dat hij marihuana gebruikt en dat het hem vooralsnog niet is gelukt om van zijn verslaving af te raken. In die verontrustende omstandigheid ziet het Gerecht aanleiding om vooralsnog geen ruimere omgangsregeling vast te stellen dan die zoals geadviseerd door de Voogdijraad.
2.4
Het Gerecht zal aan de moeder, gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, toestemming verlenen om kosteloos te procederen.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
verleent aan de moeder toestemming om kosteloos te procederen;
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboorte datum] 2016 in [geboorteplaats], als volgt:
- één keer in de week voor acht onafgebroken uren, waarbij partijen in onderling overleg bepalen op welke dag en op welk tijdstip de omgang tussen de vader en de minderjarige zal plaatsvinden.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit Gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 26 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.