In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 26 juni 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezag over een minderjarige. De verzoekster, de grootmoeder van de minderjarige, heeft op 7 december 2017 een verzoekschrift ingediend om een verklaring te verkrijgen in verband met een buitenlandse uitspraak van 20 juli 2017, waarin de voogdij over de minderjarige aan haar en de moeder was toegewezen. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2007 in Jamaica, woont sinds 18 augustus 2017 bij de grootmoeder in Aruba en gaat daar naar school. De moeder van de minderjarige woont in Jamaica en heeft geen financiële middelen om voor haar te zorgen, terwijl de vader is overleden.
Tijdens de procedure is vastgesteld dat de moeder in Jamaica verblijft en daardoor niet in staat is om het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het verzoek van de grootmoeder moet worden geïnterpreteerd als een verzoek op basis van artikel 1:253r BW, dat het gezag van de ouders kan schorsen indien zij tijdelijk niet in staat zijn om dit uit te oefenen. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de grootmoeder, die de minderjarige sinds haar verblijf in Aruba verzorgt en opvoedt, nu alleen met de voogdij over de minderjarige belast zal zijn.
De beslissing van het Gerecht houdt in dat het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige wordt geschorst en dat de grootmoeder wordt benoemd tot voogdes. Deze beschikking is gegeven door rechter A.H.M. van de Leur, ter zitting in aanwezigheid van de griffier.