Uitspraak
,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft de oom moederszijde van de minderjarige, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot adoptie van de minderjarige. Het verzoekschrift is op 20 december 2017 ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zaak is behandeld achter gesloten deuren op 15 mei 2018, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.G. Kock, en de Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw [naam X]. De uitspraak is gedaan op 26 juni 2018.
De minderjarige, geboren op [geboorte datum] 2005 in [geboorteplaats], woont sinds de beschikking van het Gerecht van La Croix-des-Bouquets van 13 januari 2016 bij de verzoeker. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij de minderjarige verzorgt en opvoedt, en dat er een sterke vader-zoon relatie is ontstaan. De moeder van de minderjarige, wonende in Haïti, is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker en de minderjarige al enkele jaren samenwonen en elkaar als vader en zoon beschouwen. De Voogdijraad heeft geen bezwaren geuit tegen de adoptie. Gezien het belang van de minderjarige en het feit dat aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie is voldaan, heeft het gerecht besloten het verzoek tot adoptie toe te wijzen. De adoptie is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur op 26 juni 2018.