In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 juli 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, geboren op 11 januari 2017. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.M. Malmberg, heeft het verzoek ingediend tegen de moeder, die werd bijgestaan door haar advocaat mr. G.L. Griffith. De Voogdijraad is betrokken als bijzondere curator en heeft een advies uitgebracht. De procedure omvatte eerdere uitspraken en een mondelinge behandeling waarbij beide partijen aanwezig waren.
Het gerecht heeft overwogen dat zowel de minderjarige als de verwekker recht hebben op erkenning van hun relatie als familierechtelijke betrekking. De belangen van de man om de minderjarige te erkennen zijn afgewogen tegen de belangen van de moeder en de minderjarige bij niet-erkenning. Het gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de erkenning de belangen van de minderjarige of de moeder zou schaden. Daarom is het verzoek tot vervangende toestemming toegewezen, met de bepaling dat de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder (Werleman) behoudt, in afwijking van het geldende namenrecht.
Daarnaast heeft het gerecht besloten dat er een onderzoek door de Voogdijraad moet plaatsvinden naar de sociale omstandigheden van de partijen, om te bepalen of het in het belang van de minderjarige is dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De zaak is verwezen naar een volgende zitting voor de indiening van het rapport van de Voogdijraad. Tot slot is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarige, waarbij specifieke afspraken zijn gemaakt over de omgangsdata en -tijden.