ECLI:NL:OGEAA:2018:42

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
A.R. 923 van 2015/AUA201500305
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw, die beiden in Aruba wonen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. Kock, heeft de vrouw, aanvankelijk procederende in persoon en later vertegenwoordigd door mr. R. Marchena, aangeklaagd. De procedure is voortgevloeid uit eerdere tussenvonnissen en akten die door beide partijen zijn ingediend. De rechter heeft in dit tussenvonnis de standpunten van beide partijen opnieuw beoordeeld, met name met betrekking tot de verdeling van de echtelijke woning, de hypothecaire schuld, de inboedel en diverse vorderingen tussen de partijen. De rechter heeft bepaald dat de vrouw de echtelijke woning te koop moet zetten en dat de opbrengst gelijkelijk verdeeld zal worden na aftrek van de hypothecaire lening en eventuele belastingschulden. Daarnaast is er een beslissing genomen over de gebruikersvergoeding en de verdeling van de inboedel. De rechter heeft ook de vorderingen van de man en de vrouw ten aanzien van belastingrestituties en bankrekeningen beoordeeld, waarbij enkele vorderingen zijn afgewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten en overlegging van bewijsstukken, waarbij de rechter heeft aangegeven dat verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 17 januari 2018
Behorend bij A.R. 923 van 2015/AUA201500305
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[man],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
[vrouw],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
aanvankelijk procederende in persoon,
vanaf de conclusie van dupliek gemachtigde: mr. R. Marchena.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2017;
- de akte uitlating tussenvonnis aan de zijde van de man;
- de akte ‘nieuw bewijs’ aan de zijde van de man;
- de contra-akte aan de zijde van de vrouw;
- de tweede contra-akte aan de zijde van de vrouw;
- de akte uitlating producties aan de zijde van de man.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Voorop wordt gesteld dat volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist bij het tussenvonnis van 24 augustus 2016 en 22 maart 2017. De man heeft in zijn akte verzocht om terug te komen op een reeds genomen beslissing ten aanzien van belastingrestitutie in maart 2014. De vrouw heeft verzocht om een aantal bankrekeningen op naam van de man in de verdeling te betrekken. Omwille van de duidelijkheid zullen de reeds verdeelde posten hieronder (wederom) worden herhaald. De nieuwe stellingen van de man en de vrouw worden in het onderstaande separaat besproken.
2.2.
De echtelijke woning en de hypothecaire schuld.
De waarde van de echtelijke woning is bindend getaxeerd en de man noch de vrouw wensen deze toebedeeld te krijgen tegen de taxatiewaarde. Bij eindvonnis zal dan ook bepaald worden dat de vrouw de woning te koop dient te zetten met als vraagprijs de marktwaarde en zal zij bevolen worden haar medewerking te verlenen aan de bezichtiging door potentiële kopers, zulks op straffe van een dwangsom. Hierbij zij opgemerkt dat het het gerecht geraden voorkomt dat de vrouw reeds nu stappen onderneemt om de woning te koop te zetten. Zij hoeft het eindvonnis in deze niet af te wachten. Mocht de marktwaarde niet tot verkoop leiden, dan zullen partijen in onderling overleg de prijs moeten bijstellen. De hypothecaire geldlening alsmede eventuele belastingschulden die in verband staan met het onroerend goed ten tijde van de peildatum, zullen op de opbrengst in mindering gebracht dienen te worden en de eventuele resterende overwaarde wordt over partijen gelijkelijk verdeeld.
2.3
De gevorderde gebruikersvergoeding
Bij tussenvonnis van 22 maart 2017 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de man gevorderde gebruikersvergoeding, waarbij reeds werd overwogen dat indien de vrouw de volledige hypothecaire lasten voor haar rekening heeft genomen vanaf het moment dat de man de echtelijke woning heeft verlaten, hij geen recht op een gebruikersvergoeding heeft. Inmiddels is het duidelijk geworden dat de man zijn verzoek voorwaardelijk had ingediend, namelijk voor het geval hij gehouden zou zijn de helft van de hypothecaire lasten te voldoen. Nu dit niet het geval is, behoeft zijn voorwaardelijke vordering geen verdere beoordeling.
2.4
De inboedel
Zoals reeds overwogen bij tussenvonnis d.d. 22 maart 2017: Tijdens de comparitie na antwoord zijn partijen akkoord gegaan met de waardering van de inboedel op Afl. 6.500,00. De inboedel wordt aan de vrouw toebedeeld en de man heeft recht op de helft van deze waarde, derhalve Afl. 3.250,00.
2.5
Toyota Hilux
Bij vonnis van 24 augustus 2016 is reeds beslist dat deze auto aan de man wordt toebedeeld tegen een waarde van Afl. 6.192,37 en dat de vrouw recht heeft op de helft, afgerond Afl. 3.096,00.
2.6
Hyundai Accent
Bij vonnis van 24 augustus 2016 is reeds beslist dat de verkoopprijs van deze auto buiten de gemeenschap valt.
2.7
Pretense vordering van de man op de vrouw van Afl. 10.000,00
Reeds bij tussenvonnis is ten aanzien van deze post definitief beslist, zodat met hetgeen de man hierover opmerkt in zijn akte na comparitie geen rekening wordt gehouden. Het gerecht ziet geen aanleiding om op deze beslissing terug te komen.
2.8
Pretense vordering van de vrouw op het Land Aruba
Bij akte ‘nieuw bewijs’ stelt de man dat de vrouw in strijd met de waarheid heeft betoogd dat zij nimmer een bedrag van ca Afl. 30.000,00 heeft terug ontvangen van het Land Aruba. Inmiddels heeft de man achterhaald dat de vrouw in maart 2014 belasting geld heeft terug gekregen. Het gerecht ziet aanleiding om deze vordering opnieuw te beoordelen. Uit de door de vrouw overgelegde bankafschriften van haar rekening bij CMB # [bankrekeningnummer 1] volgt dat op 21 maart 2014 een bedrag is bijgeschreven van Afl. 36.742,42. Ook volgt uit deze bankafschriften dat dit bedrag gaandeweg verteerd is. De vrouw heeft hiervan onder meer van voldaan: de hypothecaire lening, creditcard schuld, cable TV, een lening bij haar moeder, gezinsvakanties, de kosten van naschoolse opvang voor de kinderen, 4 banden voor de Toyota Hilux, Setar, kosten van de supermarkt, benzinekosten etc etc. De afschriften tonen genoegzaam aan dat dit bedrag de gemeenschappelijke huishouding ten goede is gekomen. Om deze reden wordt dit deel van de vordering van de man (wederom) afgewezen.
2.9
Belastingrestituties van de man
De vrouw betoogt bij contra-akte van 23 augustus 2017 dat de man gedurende het huwelijk een aantal belastingteruggaven heeft ontvangen. Zij stelt dat deze alsnog verdeeld dienen te worden. Deze stelling wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd afgewezen. Daar komt bij dat ontvangen belastingrestituties tijdens het huwelijk ten goede zijn gekomen aan de huwelijkse goederen gemeenschap en resulteren in de saldi op de peildatum en die tussen partijen verdeeld worden.
2.1
S
aldi op bankrekeningen
2.10.1
Bij tussenvonnis van 24 augustus 2016 is reeds beslist ten aanzien van:
- De rekening RBC [bankrekeningnummer 2]. Het eindsaldo bedraagt Afl. 678,37 en dient verdeeld te worden.
- De en/of rekening [bankrekeningnummer 3] heeft op 28 februari 2015 een saldo van Afl. 1.555,48 en dient verdeeld te worden.
- Het eindsaldo 2014 van de Raborekening van de man ad € 27,63 dient verdeeld te worden.
- Een rekening bij Arubabank #[bankrekeningnummer 4]. Het saldo op of rond de peildatum bedroeg Afl. 716,01. Dit bedrag dient verdeeld te worden.
2.10.2
Bij akte na comparitie d.d 19 oktober 2016 en wederom bij akte uitlating producties van 15 november 2017 heeft de man de vrouw verzocht om bankafschriften van haar rekening bij CMB met nummer #[bankrekeningnummer 1] in het geding te brengen. De vrouw heeft inmiddels afschriften overgelegd van maart 2014 tot 30 mei 2014. Zij dient echter tevens op grond van het bepaalde in artikel 843a lid 2 Rv een afschrift van deze rekening op of rond de peildatum 5 maart 2015 in het geding te brengen. Het gerecht ziet geen aanleiding om de vrouw te verplichten om afschriften van deze rekening over te leggen van een jaar voorafgaande aan de peildatum. De zaak wordt dan ook naar de rol verwezen voor akte overlegging bankafschrift CMB met nummer #[bankrekeningnummer 1] van op of omstreeks de peildatum, aan de zijde van de vrouw.
2.10.3
Bij contra-akte d.d 23 augustus 2017 wijst de vrouw erop dat verzuimd is te beslissen ten aanzien van de navolgende CMB-rekeningen ten name van de man:
- [ bankrekeningnummer 5]
- # [bankrekeningnummer 6]
- # bankrekeningnummer 7]
en de navolgende Rabo-rekeningen ten name van de man:
- # [bankrekeningnummer 8] en
- # [bankrekeningnummer 9]
De vrouw vordert dat de man van deze bankrekeningen afschriften van de periode maart 2014 tot maart 2015 in het geding brengt. Net als hiervoor overwogen ziet het gerecht ook hier geen aanleiding om de man te bevelen bankafschriften in het geding te brengen van een jaar voorafgaande aan de peildatum. De man wordt in de gelegenheid gesteld bankafschriften van deze rekeningen in het geding te brengen van op of omstreeks de peildatum. De zaak wordt hiertoe naar de rol verwezen.
2.11
Visacard schuld op de peildatum
Bij tussenvonnis is reeds beslist dat de schuld USD. 5.561,79 bedroeg en verdeeld dient te worden.
2.12
Autolening CMB ad Afl. 10.292,76 per 20 februari 2015
Partijen zijn het er eens over dat het saldo van deze lening ad Afl. 10.292, 76 gelijkelijk verdeeld dient te worden.
2.13
Schuld aan mr. [advocaat] ad Afl. 8.010,90
Partijen zijn het erover eens dat deze schuld ad Afl. 8.010,90 gelijkelijk verdeeld dient te worden.
2.14
Schuld ad Afl. 60.000,00 aan [X]
Bij tussenvonnis is beslist dat deze schuld een gemeenschapsschuld is, die afgelost dient te worden bij de verkoop van het huis. De schuld zal over partijen gelijkelijk worden verdeeld.
2.15
Iedere verdere beslissing wordt (wederom) aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
verwijst de zaak naar de rol van woensdag
7 februari 2018voor akte overlegging bankafschrift als bedoeld in
r.o. 2.10.2aan de zijde van de
vrouw(P1);
3.2
verwijst de zaak naar de rol van woensdag
7 februari 2018voor akte overlegging bankafschriften als bedoeld in
r.o. 2.10.3aan de zijde van de
man(P1);
3.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.