ECLI:NL:OGEAA:2018:426

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
304 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van politieagente

In deze Arubaanse strafzaak werd de verdachte, een politieagente, beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een twaalfjarig meisje om het leven kwam. Het ongeval vond plaats op 13 maart 2015 op de [A-weg]. De verdachte reed met een snelheid van 70 à 80 kilometer per uur en had een verminderde zichtbaarheid door getinte autoruiten. De officier van justitie eiste een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid. Tijdens de rechtszitting op 14 juni 2018 werd de verdachte bijgestaan door haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld. Het gerecht oordeelde dat de verdachte niet voldoende had geanticipeerd op het gedrag van de kinderen die langs de weg liepen en dat zij haar snelheid niet tijdig had verminderd. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar werd schuldig bevonden aan het veroorzaken van het verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag. Het gerecht legde een taakstraf op van 240 uren en een leerstraf van 24 uren, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De zaak werd behandeld binnen een redelijke termijn, maar er was een overschrijding van de termijn van één jaar en vijftien weken, wat in het voordeel van de verdachte werd meegewogen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 subsidiair te veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren én een leerstraf - inhoudende het volgen van de cursus “Manehando bao influencia” - voor de duur van 24 uren. Voorts is de ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen gevorderd voor de duur van twee jaren.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd conform de door hem overgelegde pleitnotities. Hij heeft daarbij bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Primair
zij op 13 maart 2015 in Aruba als bestuurster van een personenauto zich, rijdende over de [A-weg], zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
- op die weg te (blijven) rijden
- na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van haar ademgehalte 525, althans 395 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, althans onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
en/of
- terwijl op de voorruit en op de ruiten links en rechts naast haar materiaal was
aangebracht dat de doorzichtigheid, zowel naar binnen als naar buiten verminderde,
en/of
- met een (gezien de verkeerssituatie en de lichtgesteldheid) te hoge snelheid
en/of (aldaar) de snelheid van het door haar bestuurde voertuig niet tijdig of
onvoldoende te verminderen en/of (aldaar) niet of onvoldoende te anticiperen op
(het verkeersgedrag van) de zich op of nabij die weg bevindende verkeers-
deelnemers of personen, te weten kinderen waaronder [slachtoffer],
en/of
- onvoldoende aandachtig en/of bewust te rijden, althans onvoldoende aandacht voor de
weg vóór haar te hebben en/of niet of ontijdig voormelde [slachtoffer] op te
merken of waar te nemen toen zij voor haar het wegdek overstak en/of (vervolgens)
niet of ontijdig uit te wijken en/of af te remmen voor voormelde [slachtoffer],
waardoor zij niet in staat was de weg te overzien en niet in staat was haar voertuig tot stilstand te brengen of af te remmen binnen de afstand waarover de weg vrij was, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door haar bestuurde voertuig en [slachtoffer], door welk verkeersongeval [slachtoffer] werd gedood,
terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de Landsverordening wegverkeer;
(artikel 4 lid 1 van de Landsverordening wegverkeer)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
Subsidiair
dat zij op 13 maart 2015 in Aruba, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [A-weg], ter hoogte van het perceel [A-weg en nummer] , als weggebruiker, te weten als bestuurder van een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer],
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak werd belemmerd en/of de veiligheid op die weg in gevaar werd gebracht en/of redelijkerwijs was aan te nemen dat de veiligheid op de weg in gevaar kon worden gebracht, welk gedrag hierin heeft bestaan dat verdachte
- op de voornoemde weg heeft gereden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank
dat het alcoholgehalte van haar ademgehalte 525, althans 395 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, althans onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank
en/of
- onvoldoende aandachtig en/of bewust heeft gereden, althans onvoldoende aandacht
voor de weg vóór haar heeft gehad,
en/of
- heeft gereden in een auto van waaruit het zicht op de weg niet althans onvoldoende
waarneembaar was,
en/of
- de snelheid van haar voertuig niet zodanig heeft bepaald dat zij tijdig haar voertuig tot
stilstand kon brengen,
waardoor/waarbij zij niet althans niet tijdig heeft gezien dat het slachtoffer [slachtoffer], die zich aan de linkerkant van die weg bevond, de weg was opgerend om over te steken naar de rechterkant van die weg en niet althans niet tijdig heeft geremd;
(artikel 2 van de Landsverordening wegverkeer)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
Meer subsidiar
zij op 13 maart 2015 in Aruba, als bestuurster van een motorvoertuig, niet zijnde een motorfiets, te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], op de voor het verkeer openstaande weg, te weten de [A-weg], heeft gereden, terwijl op de voorruit en op de ruiten links en rechts naast de bestuurder materiaal was aangebracht dat de doorzichtigheid, zowel naar binnen als naar buiten vermindert;
(artikel 3 lid 3 sub e van het Landsbesluit voorschriften voertuigen)
en/of
zij op 13 maart 2015 in Aruba, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], de snelheid van dat voertuig niet zodanig heeft bepaald dat geen gevaar of hinder voor een andere weggebruiker, te weten [slachtoffer], kon ontstaan;
(artikel 29 lid 1 van het Landsbesluit verkeersregels)
en/of
zij op 13 maart 2015 in Aruba, op de voor het verkeer openstaande weg, te weten de [A-weg], als bestuurster van een motorvoertuig, te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], het voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen een afstand waarover zij de rijbaan kon overzien en deze vrij was;
(artikel 29 lid 2 van het Landsbesluit verkeersregels)
en/of
zij op 13 maart 2015 in Aruba, als bestuurster en eigenaar van een voertuig, te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], op de voor het verkeer openstaande weg, te weten de [A-weg], heeft gereden terwijl de bestuurster door passagiers of op andere wijze werd gehinderd;
(artikel 12 lid 2 sub e van het Landsbesluit verkeersregels)
en/of
zij op 13 maart 2015 in Aruba, als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], op de rijbaan van de voor het verkeer openstaande weg, te weten de [A-weg], heeft gereden, terwijl zich op de zitplaats naast verdachte een kind met een leeftijd van minder dan twaalf jaar bevond;
(artikel 44 lid 3 van het Landsbesluit verkeersregels)
2.
Primair
zij op 13 maart 2015 in Aruba, als bestuurster van een voertuig, te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek
310 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(artikel 5 lid 2 sub a van de Landsverordening wegverkeer)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
Subsidiar
zij op 13 maart 2015 in Aruba, als bestuurster van een voertuig, te weten een personenauto van het merk [merk], model [model] en met kenteken [kentekennummer], dit voertuig heeft bestuurd, terwijl verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten
alcohol, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(artikel 5 lid 1 van de Landsverordening wegverkeer)

3.Voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Uit de zich in het dossier bevindende processtukken komt het volgende naar voren. In de vroege avonduren van 13 maart 2015 (tussen 19:15 uur en 19:20 uur) vond er op de [A-weg] een aanrijding plaats tussen een voetganger en een personenauto. De voetganger bleek de twaalfjarige [slachtoffer] te zijn, terwijl de bestuurder van de personenauto een politieagente - de verdachte - bleek te zijn. De minderjarige werd per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar werd vastgesteld dat zij meerdere verwondingen had opgelopen. Het slachtoffer is als gevolg van haar verwondingen op 14 maart 2015 overleden.
Op de plek van het verkeersongeval heeft een opsporingsambtenaar geconstateerd dat verdachte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook. Verdachte is omstreeks 19:55 uur ter plekke aan een voorlopig ademonderzoek onderworpen, waarbij gebruik is gemaakt van de “alcosensor F.S.T.”. De test gaf als resultaat op dat verdachte 525 microgram alcohol per liter lucht had uitgeademd. Verdachte is vervolgens aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 5 van de Landsverordening wegverkeer (hierna: Lvwv). Op de politiewacht is verdachte, omstreeks 21:14 uur, aan een ademonderzoek onderworpen. Het resultaat van dat onderzoek luidde: 310 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Verdachte is meteen van dit resultaat op de hoogte gesteld en is gewezen op haar recht om voor eigen rekening een tegenonderzoek te (laten) verrichten.
Ingevolge artikel 7 van het Landsbesluit onderzoek alcoholgehalte (hierna: het Besluit) kan de verdachte dadelijk nadat hem het resultaat van de in artikel 5 van het Besluit voorziene ademanalyse is meegedeeld, de wens kenbaar maken dat tevens een onderzoek wordt verricht als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b Lvwv (bloedonderzoek).
Het aldus toegekende recht om - op eigen kosten - een tegenonderzoek te doen verrichten moet worden gerekend tot het stelsel van strikte waarborgen waarmee de wetgever het onderzoek ter bepaling van het alcoholgehalte van de adem van de verdachte heeft omringd. Daaruit volgt dat, indien een verdachte op het daartoe in artikel 7, tweede lid, van het Besluit aangewezen moment te kennen heeft gegeven van dat recht gebruik te maken, het onderzoek van diens adem in beginsel niet kan gelden als een “onderzoek” in de zin van artikel 5, tweede lid, onder a Lvwv indien een zodanig tegenonderzoek niet is verricht (HR. 27 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6304). Dit is slechts anders indien de verdachte alsnog blijk geeft van genoemd recht op een tegenonderzoek af te zien, dan wel het aan zichzelf te wijten heeft dat het tegenonderzoek niet heeft plaatsgehad.
Verdachte heeft verklaard ten overstaan van de politie kenbaar te hebben gemaakt een tegenonderzoek te willen laten verrichten, maar zij werd op de hoogte gesteld dat zij voor dat onderzoek een reeds in augustus 2013 verlopen bloedblok zou moeten gebruiken. Deze door verdachte gedane mededeling staat echter nergens in het proces-verbaal van ademanalyse opgenomen. Haar verklaring vindt evenwel ondersteuning in de verklaringen van de getuige [getuige 1]. [getuige 1] is politieagent werkzaam bij de Verkeersafdeling van het Korps Politie Aruba en heeft ook op de bewuste avond in die hoedanigheid onderzoek gedaan naar het ongeval. [getuige 1] heeft verklaard dat er op die avond een tegenonderzoek met verdachte moest worden gedaan, maar dat het onderzoek is uitgebleven omdat het materiaal voor het tegenonderzoek al was vervallen. Ook heeft het Korps Politie Aruba al lange tijd geen nieuw materiaal voor het verrichten van tegenonderzoek aan de betreffende afdeling verschaft, aldus [getuige 1].
Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte alsnog blijk heeft gegeven van haar recht op een tegenonderzoek af te zien. Evenmin is gesteld noch gebleken dat het aan verdachte zelf te wijten is dat het tegenonderzoek niet heeft plaatsgehad.
Dat betekent dat het onderzoek van de adem van de verdachte niet kan gelden als een “onderzoek” in de zin van artikel 5, tweede lid, onder a, Lvwv.
Daarnaast is het gerecht van oordeel dat uit andere processtukken dan het proces-verbaal van ademanalyse evenmin het bewijs kan worden geput dat verdachte op de bewuste dag, voorafgaand aan het ongeval, onder zodanige invloed van alcohol-houdende drank verkeerde, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat was.
Aldus is niet komen vast te staan dat verdachte de haar onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, zodat het gerecht haar daarvan vrij zal spreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1.
Primair
zij op 13 maart 2015 in Aruba als bestuurster van een personenauto zich, rijdende over de
[A-weg], zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend
- op die weg te (blijven) rijden
- -
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van haar ademgehalte 525, althans 395 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, althans onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
en/of
- terwijl op de voorruit en op de ruiten links en rechts naast haar materiaal was aangebracht dat de
doorzichtigheid, zowel naar binnen als naar buiten verminderde,
en
/of
- met een (gezien de verkeerssituatie en de lichtgesteldheid) te hoge snelheid
te rijdenen
/of (aldaar
)
de snelheid van het door haar bestuurde voertuig niet tijdig of onvoldoende te verminderen en
/of
(aldaar
)niet of onvoldoende te anticiperen op
(het verkeersgedrag van
)de zich op of nabij die weg
bevindende verkeersdeelnemers
of personen, te weten kinderen waaronder [slachtoffer],
en
/of
-
onvoldoende aandachtig en/of bewust te rijden, althansonvoldoende aandacht voor de weg vóór haar te
hebben en
/ofniet of ontijdig voormelde [slachtoffer] op te merken of waar te nemen toen zij voor
haar het wegdek overstak en
/of(vervolgens) niet
of ontijdiguit te wijken en
/ofaf te remmen voor voormelde
[slachtoffer],
waardoor zij niet in staat was de weg te overzien en niet in staat was haar voertuig tot stilstand te brengen of af te remmen binnen de afstand waarover de weg vrij was, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door haar bestuurde voertuig en [slachtoffer], door welk verkeersongeval [slachtoffer] werd gedood.
terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de Landsverordening wegverkeer;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft, voor zover hier van belang, bepleit dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld, omdat verdachte de kinderen op de linker berm van de [A-weg] heeft zien lopen voordat zij hen was genaderd. De verminderde doorzichtigheid van de voorruit van de auto heeft volgens de raadsman verdachtes zicht niet belemmerd. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat verdachtes aandacht volledig op de weg was gericht, dat zij op haar weghelft en niet met een te hoge snelheid reed. Verdachte heeft haar snelheid verminderd omdat de kinderen in de buurt liepen en zij een bocht naderde.
De raadsman heeft tevens aangevoerd dat het slachtoffer, zonder enige aanleiding of voorafgaande indicatie, op zeer korte afstand voor de auto van verdachte plotseling vanaf de linkerkant van de weg rennend de weg heeft overgestoken, waardoor het tijdig uitwijken of afremmen niet tot de mogelijkheden van verdachte kon behoren. Zo’n plotselinge reactie valt volgens de raadsman niet te anticiperen.
Vooropgesteld moet worden dat voor schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 4, eerste lid, Lvwv, onderzocht dient te worden of verdachte in het onderhavige geval aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting vloeien de volgende feiten en omstandigheden voort. Verdachte moest op 13 maart 2015 een zestal kinderen die aan een dansuitvoering zouden deelnemen, naar centrum “[Centrum]” in [gehucht] (de plek van het evenement) brengen. De dansuitvoering zou om 19:30 uur beginnen en volgens afspraak binnen de dansgroep moeten de deelnemers een half uur van tevoren - in dit geval om 19:00 uur - op de plek van de uitvoering aanwezig zijn. Verdachte werd om 19:11 uur door een van de leidsters van de dansgroep gebeld met de vraag waar de kinderen zich bevonden. Verdachte antwoordde dat zij met de kinderen onderweg was. Verdachte bestuurde haar auto. Naast verdachte zat haar [naam vriendin] met verdachtes zevenjarig kind op haar schoot, terwijl de overige vijf kinderen op de achterbank zaten. Verdachte reed over de [A-weg] vanuit het westen in oostelijke richting. De maximumsnelheid waarmee op die weg mag worden gereden is 80 kilometer per uur. Verdachte reed met hoge snelheid (70 à 80 kilometer per uur) over de weg. Verdachte naderde in de schemering een flauwe bocht op de [A-weg]. Een groep van drie kinderen - onder wie het latere slachtoffer [slachtoffer] - liep op dat moment links van de weg in westelijke richting. Het slachtoffer zag een (of twee) klein(e) jongetje(s) aan de andere kant van de weg lopen. Zij keek naar links en naar rechts voor aankomende auto’s en stak rennend de weg over. Zij werd door verdachtes aankomende auto aangereden. Zij bleef op de motorkap van de auto liggen, terwijl verdachte door bleef rijden. Zij viel van de motorkap op de grond en werd ook door verdachte overreden. Het slachtoffer overleed de volgende dag als gevolg van haar verwondingen.
Verdachte heeft verklaard dat zij een groep kinderen van ver af op de [A-weg] in oostelijke richting heeft zien lopen en dat zij vanwege die kinderen en het naderen van de flauwe bocht op de weg haar snelheid heeft verminderd door haar voet van het gaspedaal te tillen. Volgens verdachte is het slachtoffer plotseling voorlangs haar auto de weg overgestoken.
De getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] ontkrachten de stelling van verdachte. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het slachtoffer aanstalten maakte om de weg van links naar rechts over te steken (zij keek naar links en naar rechts) en die weg ook over begon te steken toen er plotseling een auto met hoge snelheid tevoorschijn kwam en het slachtoffer met de linkervoorzijde aanreed (de auto van verdachte had ook schade aan de linkervoorzijde). Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] verklaren dat het slachtoffer bijna de overkant had bereikt toen zij door de auto (die uit westelijke richting hard kwam aanrijden) werd aangereden.
Uit onderzoek aan de ruiten van verdachtes auto is gebleken dat de voorruit en de zijruiten voorzien waren van een tintfolie met een lichtdoorlaatspercentage van 32% respectievelijk 0.6%. Volgens het beleid van de Dienst Technische Inspectie (DTI) dient het percentage lichtdoorlaat voor de zijruiten van een auto niet minder dan 30% te zijn, terwijl de lichtdoorlaat van de voorruit niet minder dan 70% dient te bedragen. De getuige [getuige 5] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij de onderhavige auto in november 2015 van verdachte heeft gekocht. Volgens de getuige bemoeilijken de getinte ruiten zijn zicht zowel aan de chauffeurszijde als aan de passagierszijde. Dit noodzaakt hem de ruiten omlaag te doen voor een beter zicht op de weg, vooral als het donker is of wordt.
Verdachtes stelling dat zij bij het naderen van de kinderen haar snelheid heeft ver-minderd door haar voet van het gaspedaal op te tillen, vindt geen ondersteuning in de verklaringen van de ooggetuigen. Uit de overige voorhanden zijnde stukken put het gerecht ook geen bewijs dat verdachte op enig moment vóór de aanrijding heeft geremd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een zich op hoge snelheid voortbewegende auto die snelheid niet direct verlaagt door het enkel tillen van de bestuurders voet van het gaspedaal (zoals door de verdachte ter zitting is aangevoerd). Slechts door tijdig te remmen kan een dergelijk voertuig in zijn voortgaande beweging worden gestopt.
Het gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld door haar snelheid niet aan te passen toen zij de kinderen aan de linkerkant van de weg zag lopen. Verdachte zou in staat zijn geweest het ongeval te voorkomen als zij meteen haar snelheid had verminderd door te remmen en op de kinderen is blijven letten. Verdachte heeft wellicht door de sterk verminderde zichtbaarheid via de autoruiten en door niet op de kinderen te blijven letten het slachtoffer in de schemering (tussen 19:15 uur en 19:20 uur) niet waargenomen toen zij de weg overstak waardoor zij niet op het verkeersgedrag van het slachtoffer heeft kunnen anticiperen. Het bestaan van de schemersituatie, tinted glasses en kinderen lopende langs de weg hadden verdachte moeten nopen aanzienlijk voorzichtiger te rijden dan zij heeft gedaan.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair: Als weggebruiker zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt, waardoor een ander wordt gedood,
strafbaar gesteld bij artikel 4, eerste lid, van de Landverordening wegverkeer.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een twaalfjarig meisje dat doende was de weg (rennend) over te steken, aangereden en overreden. Het meisje is aan haar verwondingen overleden.
Een kind dat aan het verkeer deelneemt, is bijzonder kwetsbaar. Verdachte had dan ook extra alert moeten zijn op het gedrag van de kinderen die langs de weg liepen. Te meer, nu verdachte met hoge snelheid reed terwijl haar zicht op de weg door de op haar autoruiten aangebrachte tintfolie in sterke mate was verminderd. Verdachte hoorde als politieagente beter te weten en diende in het belang van haar en andermans veiligheid de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid op de weg te betrachten. De verantwoordelijkheid voor en de schuld van het gebeurde ligt dan ook bij verdachte.
Door dit verkeersongeval is de nabestaanden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht. Ook wordt de samenleving als geheel geschokt door een feit als het onderhavige.
Ten voordele van verdachte geldt dat zij nooit eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld.
Verdachte is op 13 maart 2015 aangehouden en is daarna heengezonden. Het gerecht constateert dat het recht van verdachte om haar zaak binnen een redelijke termijn behandeld te zien is overschreden, nu de zaak niet binnen twee jaar na haar aanhouding met een onherroepelijk vonnis is afgerond en dat niet aan de verdachte is te wijten. Deze termijn is thans met één jaar en vijftien weken overschreden. Het gerecht is van oordeel dat de geëiste straf passend en geboden is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een taakstraf, bestaande uit een werk- en leerstraf, van na te melden duur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen gedurende na te melden periode.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:45, 1:46 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening wegverkeer.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot het verrichten van een
taakstraf, bestaande uit:
- een werkstrafvoor de duur van
tweehonderdenveertig (240) uren, en
-
een leerstrafvoor de duur van
vierentwintig (24) uren, inhoudende het volgen van de
cursus “Manehando bao influencia”,
onder begeleiding en toezicht van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba en te voltooien binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. Bij het niet naar behoren verrichten van deze taakstraf zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
honderdentwintig (120) dagenrespectievelijk
twaalf (12) dagen;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 5 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.