ECLI:NL:OGEAA:2018:430

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
BB-1700/AUA201701959
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en huurachterstand tussen eiser en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser en een gedaagde over een huurovereenkomst voor een appartement. De huurovereenkomst, die in januari 2015 tot stand kwam, stipuleerde een maandelijkse huurprijs van Afl. 550,00, exclusief water en elektra. De gedaagde heeft het appartement op 10 maart 2017 verlaten, maar de eiser vordert betaling van een bedrag van Afl. 5.051,29, dat bestaat uit huurachterstand en kosten voor water en elektra, evenals herstelwerkzaamheden aan het appartement. De eiser stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat er gebreken aan het gehuurde zijn die door de gedaagde verholpen moeten worden.

De rechter heeft in de beoordeling vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de datum waarop de gedaagde de sleutels van het appartement heeft ingeleverd en of de gedaagde daadwerkelijk huur verschuldigd is voor de maanden april en mei 2017. De eiser betwist dat de gedaagde de huurovereenkomst tijdig heeft opgezegd. Daarnaast is er discussie over de kosten voor water en elektra, die de gedaagde tot het moment van het inleveren van de sleutels zou moeten betalen. De rechter heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten om verdere verduidelijking te krijgen over deze punten.

Verder is er een geschil over de kosten van een airco die de gedaagde heeft vervangen en meegenomen bij het verlaten van het appartement. De rechter heeft vastgesteld dat het onduidelijk is op welke grond de gedaagde verantwoordelijk zou zijn voor de kosten van de nieuwe airco, aangezien de eiser verantwoordelijk is voor het onderhoud van het gehuurde. De rechter heeft ook vastgesteld dat de eiser de gedaagde niet heeft aangesproken op haar herstelplicht, waardoor de gedaagde niet schadeplichtig is. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechter heeft een datum vastgesteld voor de comparitie van partijen.

Uitspraak

Vonnis van 4 juli 2018 (bij vervroeging)
Behorend bij BB-1700/AUA201701959
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
procederend in persoon
tegen:
[GEDAAGDE]
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d.11 augustus 2017;
- de conclusie van antwoord;
- de producties overgelegd door [eiser] op 6 december 2017
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating aan de zijde van [eiser].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In januari 2015 is tussen partijen een schriftelijke huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een appartement gelegen aan de [adres], nummer […]. De huurprijs bedroeg Afl. 550,00 per maand exclusief water en elektra, te betalen elke 6e van de maand.
2.2
In de huurovereenkomst is onder meer bepaald:

b) That you found the Apartment in Complete Renovated (New) Condition, and that a Deposit Payment of Afl. 550,00 stands for any Damage Repairing need to do at the End of Contract.
[…]
‘g) That any major repair inside job in the Apartments is on the expenses of the Renter (Huurder) like if there are damage to the Ceiling, Bed, Kabinets, Tiles, Stove, Toilet Bowl-Sink-Handwash.’
2.3 [
Gedaagde] heeft het gehuurde op 10 maart 2017 verlaten.
2.4
De Dienst Huurcommissie heeft op 17 mei 2017 in aanwezigheid van [eiser] een inspectie verricht van een appartement aan de [adres]. In het inspectierapport is te lezen dat dit betreffende appartement van binnen geverfd dient te worden, het fornuis verwisseld dient te worden en de douche opgeknapt moet worden.
2.7
Bij deurwaardersexploot van 5 juni 2017 maakt [eiser] aanspraak op betaling van een bedrag ad Afl. 5.051,29. Dit bedrag bestaat uit huurachterstand over de maanden april en mei 2017, de rekeningen van Elmar en Web over de maanden maart en april 2017, een rekening van Friomax ad Afl. 1.551,47, herstelwerkzaamheden ad Afl. 1.725,00 minus Afl. 200,00 borg alsmede de deurwaarderskosten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 4.327,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2017, 15% buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van haar vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
eiser] stelt dat er sprake is van huurachterstand, openstaande facturen van Web en Elmar alsmede dat er gebreken kleven aan het gehuurde.
3.3 [
gedaagde] voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] nog iets verschuldigd is aan [eiser] uit hoofde van de huurovereenkomst. Het gevorderde bedrag bestaat uit diverse posten, die in het onderstaande successievelijk beoordeeld zullen worden.
4.2
De huur over de maanden april en mei 2017
[gedaagde] betwist zij nog huur verschuldigd is. [gedaagde] stelt dat zij de huurovereenkomst in februari 2017 heeft opgezegd en het gehuurde op 10 maart 2017 heeft verlaten. [Eiser] betwist dat [gedaagde] de huurovereenkomst heeft opgezegd in februari 2017 en wijst erop dat [gedaagde] geen schriftelijk bewijs van haar stelling heeft overgelegd. Met [eiser] is het gerecht van oordeel dat de gestelde opzegging in februari 2017 in rechte niet kan worden vastgesteld nu [gedaagde] de opzegging niet heeft onderbouwd met enig schriftelijk stuk. Wat hier verder ook van zij, [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat zij het gehuurde op 10 maart 2017 heeft ontruimd, zodat hiervan in rechte wordt uitgegaan. Onduidelijk is evenwel wanneer [gedaagde] de sleutel(s) van het gehuurde heeft ingeleverd. [eiser] stelt dat dit op 17 mei 2017 is geschied. [gedaagde] betwist dit en stelt dat zij eerder de sleutels heeft achtergelaten. Hoe het ook zij, eerst na het inleveren van de sleutel(s) stelt de huurder het gehuurde weer ter beschikking aan de verhuurder en tot die dag is huurder de overeengekomen huurprijs verschuldigd. Nu de gewenste duidelijkheid ontbreekt zal het gerecht een comparitie van partijen gelasten, teneinde door partijen op dit punt nader voorgelicht te worden.
4.3
Web en Elmar maart en april 2017
[gedaagde] diende op grond van de huurovereenkomst de kosten voor water en elektra te betalen. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] gehouden deze kosten te betalen tot aan de dag waarop zij het gehuurde ter beschikking heeft gesteld aan verhuurder. Indien het juist is dat [gedaagde] de sleutel(s) op 17 mei 2017 heeft ingeleverd, is zij in beginsel de tot deze datum de kosten voor water en elektra verschuldigd. Onduidelijk is tot en met welke maand [gedaagde] de kosten voor water en elektra heeft voldaan.
[Gedaagde] zal voorafgaande aan de comparitie van partijen betalingsbewijzen dienen over te leggen, waaruit volgt tot en met welke maand zij de kosten van water en elektra heeft voldaan. Ook op dit punt ontbreekt de vereiste duidelijkheid. Dit onderdeel van de vordering zal verder besproken worden ter gelegenheid van de comparitie van partijen.
4.4
Friomax rekening airco # 3348 Afl. 1.551,47
Vast staat dat [gedaagde] de in het gehuurde aanwezige airco heeft vervangen en bij het verlaten van het gehuurde heeft meegenomen. Dit heeft zij gedaan - aldus [gedaagde] - omdat de aanwezige airco niet functioneerde en [eiser] niet bereid was deze te repareren/vervangen. Het gerecht begrijpt dat [eiser] na haar vertrek een nieuwe airco heeft geplaatst in het appartement. Onduidelijk is evenwel op welke rechtsgrond [gedaagde] gehouden zou zijn om een nieuwe airco te moeten betalen. Voor zo ver de in het appartement aanwezige airco niet functioneerde lag het op de weg van [eiser] om deze te repareren dan wel te vervangen. Onduidelijk is echter of [gedaagde] ooit geklaagd heeft over de airco en/of zij [eiser] heeft geïnformeerd over het vervangen van de oude airco. Ook is onduidelijk waar de oude airco is gebleven. Deze behoorde immers [eiser] toe. Nu ook op dit punt de gewenste helderheid ontbreekt, zullen partijen zich hierover nader dienen uit te laten ter gelegenheid van de comparitie van partijen.
4.5
Schade volgens rapport Dienst Huur&Consumentenzaken (hierna DHC) d.d. 17 mei 2017.
Uit het overgelegde rapport volgt dat het door DHC bezochte appartement hard toe was aan een flinke onderhoudsbeurt. Onduidelijk is evenwel om welk appartement het gaat omdat het nummer niet is vermeld. Het gerecht gaat er evenwel
voorshandsvan uit dat het rapport betrekking heeft op het gehuurde. Uit de huurovereenkomst volgt dat het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst in ‘Complete Renovated New Condition’ verkeerde, doch het gerecht waagt dit te betwijfelen. Bij aanvang van de huurovereenkomst is geen opleverrapport gemaakt, zodat onduidelijk is of de staat in mei 2017 zo veel afwijkt van die bij aanvang van de huur. Daar komt bij dat de verhuurder de huurder eerst de huurder dient aan te spreken op herstel in oude staat, alvorens hij de werkzaamheden op kosten van de huurder mag laten verrichten. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] [gedaagde] heeft aangesproken op haar herstelplicht is zij niet in verzuim geraakt en is zij niet schadeplichtig. Om deze reden wordt dit onderdeel van de vordering aanstonds afgewezen.
4.6
De partij die zich ter comparitie op bescheiden wilt beroepen, dient die stukken (niet zijnde pleitnota’s, want die worden ter zitting niet toegelaten) in afwijking van 9 Procesreglement, uiterlijk één week vóór de zitting, in fotokopie aan de wederpartij en aan de griffier van het gerecht over te leggen.
4.7
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip te verschijnen, dient, in afwijking van het bepaalde in artikel 10 Procesreglement, binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief aan ondergetekende rechter onder opgave van redenen een verzoek om uitstel in te dienen. Bij het verzoek om uitstel dienen tevens de verhinderdata te worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie maanden na onderstaande dagbepaling. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval moet de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden van die overmacht per brief aan ondergetekende rechter een verzoek om uitstel doen.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen zoals bedoeld in r.o. 4.2, 4.3 en 4.4 van dit vonnis op de terechtzitting van mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, op
4 september 2018 om 15.00 uurin een nader aan te duiden zaal van het gerechtsgebouw aan de J.G. Emanstraat 51, Oranjestad, Aruba;
5.2
bepaalt dat [eiser] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat [gedaagde] dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en ofwel rechtens ofwel op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen en eventueel een vaststellingsovereenkomst te sluiten;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd (bij vervroeging) uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.