ECLI:NL:OGEAA:2018:432
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. Noordhuizen
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid bij tekortkoming in betalingsverplichtingen uit geldleningsovereenkomst
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap RBC Royal Bank (Aruba) N.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van hun betalingsverplichtingen uit een overeenkomst van geldlening. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 27 november 2017 werd ingediend. Gedaagde 1 was niet verschenen, terwijl gedaagde 2 zich persoonlijk heeft verdedigd. Tijdens de zittingen zijn verschillende stukken overgelegd, waaronder een tussenvonnis en producties van RBC.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van geldlening was gesloten tussen de partijen en dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. RBC vorderde hoofdelijke veroordeling van beide gedaagden tot betaling van Afl. 29.747,32, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde 2 heeft verweer gevoerd, maar heeft de vordering niet betwist. De rechter oordeelde dat beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de schuld, en dat de vordering van RBC toewijsbaar was.
In de uitspraak van 4 juli 2018 heeft de rechter de gedaagden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten. De rechter heeft ook bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de rechter heeft de proceskosten aan de gedaagden opgelegd.