In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over een schuldbekentenis en een afbetalingsregeling. Eiser, wonende in Nederland, heeft gedaagde, die in Aruba woont, aangesproken op een bedrag van USD 4.157,00 dat hij aan hem zou moeten terugbetalen. Dit bedrag is het resultaat van diverse bedragen die eiser aan gedaagde heeft voorgeschoten tijdens diens verblijf in Nederland. Gedaagde heeft op 30 augustus 2016 een schuldbekentenis ondertekend waarin hij erkent Afl. 8.663,46 verschuldigd te zijn aan eiser, met een afbetalingsregeling van Afl. 50,00 per maand. Echter, gedaagde heeft slechts Afl. 350,00 afgelost.
Gedaagde heeft het verstekvonnis dat eerder is gewezen, vernietigd en stelt dat het toegewezen bedrag niet correct is. Hij betwist dat hij het volledige bedrag van USD 4.157,00 heeft geleend en stelt dat hij slechts USD 1.814,00 heeft geleend. Eiser voert verweer en stelt dat er geen overeenstemming is over de terugbetaling van het gevorderde bedrag. De rechter oordeelt dat de schuldbekentenis geen dwingende bewijskracht heeft, omdat deze niet met de hand is geschreven en niet voldoet aan de vereisten van de wet.
Uiteindelijk oordeelt de rechter dat het verstekvonnis ten dele wordt vernietigd en gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van USD 1.814,00 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen conform het liquidatietarief. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld.