ECLI:NL:OGEAA:2018:434

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
AUA201800007
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige water- en elektriciteitsrekeningen en eigendom van airco in geschil tussen schoonmoeder en ex-schoondochter

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert eiser, de voormalige schoonmoeder van gedaagde, betaling van achterstallige water- en elektriciteitsrekeningen, alsook de eigendom van een airco die gedaagde bij de ontruiming van de woning heeft meegenomen. De procedure begon met een verzoekschrift en omvatte verschillende stukken, waaronder een verweerschrift en aantekeningen van de griffier. De feiten van de zaak zijn als volgt: eiser heeft gedaagde en haar zoon, de zoon van eiser, toegestaan om in haar woning te verblijven zonder huur te betalen. Na de breuk tussen gedaagde en haar ex-man heeft eiser de elektriciteit afgesloten en zijn er afspraken gemaakt over de ontruiming van de woning en de betaling van achterstallige rekeningen. Eiser vordert een totaalbedrag van Afl. 1.637,10 en Afl. 1.520,69, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de airco eigendom van eiser is, en ook de verantwoordelijkheid voor de elektriciteitskosten voor de maanden januari en februari 2017. Het gerecht heeft geoordeeld dat eiser bewijs moet leveren dat de airco haar toebehoort en dat gedaagde gedurende de relevante maanden in de woning heeft gewoond. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor bewijslevering en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 4 juli 2018
Behorend bij AUA201800007
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
te Aruba,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de rolbeschikking van 25 april 2018;
- de nadere stukken zijdens [eiser] van 17 mei 2018;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 23 mei 2018.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
eiser] is de voormalige schoonmoeder van [gedaagde]. Gedurende enige periode in het huwelijk tussen [gedaagde] en [zoon eiser], de zoon van [eiser], in elk geval vanaf augustus 2016, heeft [eiser] toegestaan dat het echtpaar in de aan haar toebehorende woning [adres] kon verblijven, zonder haar daarvoor huur verschuldigd te zijn.
2.2
Op enig moment zijn [gedaagde] en [zoon eiser] uit elkaar gegaan en heeft [zoon eiser] de woning verlaten.
2.3
De elektriciteitsrekening voor de woning bedroeg in de maand november 2016 Afl. 616,44.
2.4
Op 29 december 2016 heeft [eiser] de woning van elektriciteit doen afsluiten. Op dezelfde dag zijn [eiser] en [gedaagde] onder meer het volgende overeengekomen:
“I.1 [gedaagde] zal de woning, onder medeneming van al haar bezittingen, ontruimen voor 28 februari 2017. (…)
I.2 Partijen zullen op 30 december 2016 om 08.30 bijeenkomen op het hoofdkantoor van Elmar te Oranjestad, alwaar [eiser] machtiging zal verlenen aan [gedaagde] om de elektriciteitsvoorziening weder aan te kunnen sluiten. De kosten hiervan komen voor rekening van [gedaagde].
I.3 (…)
I.4 [gedaagde] verklaart verantwoording te nemen voor het betalen van eventuele achterstallige water- en elektriciteitsrekeningen voorzover deze redelijkerwijs voor haar rekening (dienen te) komen.”
2.5
Op enig moment op of na 30 december 2016 heeft [eiser] de woning weer doen aansluiten op het elektriciteitsnet.
2.6
De elektriciteitsrekening voor de woning bedroeg in de maand december 2016 Afl. 205,52.
2.7
De elektriciteitsrekening voor de woning bedroeg in de maand januari 2017 Afl. 446,48.
2.8
De elektriciteitsrekening voor de woning bedroeg in de maand februari 2017 Afl. 252,25.
2.9
Per 28 februari 2017 heeft [gedaagde] de woning ontruimd.

3.VORDERING EN HET VERWEER

3.1 [
eiser] vordert – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te bevelen tot betaling van Afl. 1.637,10 en van Afl. 1.520.69, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
Aan deze vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. De airco, die geïnstalleerd was in de woning, behoort haar in eigendom toe. Bij het ontruimen van de woning, heeft [gedaagde] de airco ten onrechte meegenomen. Verder is [gedaagde] uit hoofde van hetgeen partijen op 29 december 2016 zijn overeengekomen de kosten voor elektriciteit verschuldigd voor de periode, waarin ze in de woning heeft gewoond. De facturen voor de periode van november 2016 tot en met februari 2017 heeft [gedaagde] niet betaald, aldus [eiser].
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop wordt hierna ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Airco
4.1 [
eiser] heeft gesteld dat de airco aan haar toebehoort en dat [gedaagde] deze ten onrechte bij de ontruiming van de woning heeft meegenomen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een bon van 31 augustus 2016 overgelegd, waaruit valt af te leiden dat op die dag een airco bij Kooyman is gekocht. Verder heeft zij een schriftelijke verklaring van [zoon eiser] van 16 mei 2018 overgelegd, waarin deze onder meer verklaart dat de airco van [eiser] is.
4.2 [
gedaagde] heeft betwist dat de airco in eigendom aan [eiser] toebehoort. De airco is door [zoon eiser] gekocht. Weliswaar heeft hij de airco betaald met een betaalpas van [eiser], maar de airco is namens [zoon eiser] en [gedaagde] gekocht, voor gebruik door hen in de woning. Zij hebben de aankoopprijs voor de airco uit gezamenlijke middelen aan [eiser] terugbetaald, althans afgesproken was dat [zoon eiser] daarvoor zou zorgen, aldus [gedaagde]. In dit verband heeft zij verwezen naar Whatsapp-correspondentie tussen haar en [zoon eiser], waaruit volgens haar valt af te leiden dat [zoon eiser] de airco bij Kooyman heeft gekocht en dat hij de daarop volgende maand een bankoverschrijving aan zijn moeder zou doen voor de airco.
4.3
Het gerecht oordeelt als volgt. [gedaagde] betwist dat de airco van [eiser] is. Dat is nog niet bewezen. [eiser] zal daarom worden toegelaten door middel van getuigen te bewijzen dat de door [gedaagde] meegenomen airco van [eiser] was.
Elektriciteitsrekeningen
4.4 [
eiser] heeft gesteld dat de kosten voor elektriciteitsverbruik van de woning gedurende de periode van november 2016 tot en met februari 2017 voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. In dit verband heeft zij verwezen naar hetgeen partijen op 29 december 2016 zijn overeengekomen, te weten dat [gedaagde] de woning per 28 februari 2017 dient te ontruimen en dat zij verantwoordelijk is voor het betalen van eventuele achterstallige elektriciteitsrekeningen, voor zover deze redelijkerwijze voor haar rekening dienen te komen.
4.5 [
gedaagde] heeft betwist dat de elektriciteitskosten voor november 2016 geheel voor haar rekening dienen te komen. Volgens [gedaagde] had [zoon eiser] gedurende deze periode de woning opnieuw betrokken, zodat de kosten ook deels voor zijn rekening dienen te komen. Voorts heeft zij erkend dat de elektriciteitskosten voor december 2016 voor haar rekening komen. Dat de kosten voor de maanden januari en februari 2017 voor haar rekening dienen te komen, heeft zij ten slotte betwist. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij de woning met ingang van 30 december 2016 heeft verlaten, omdat [zoon eiser], anders dan [eiser] en [gedaagde] waren overeengekomen, geen medewerking heeft verleend aan het opnieuw op het elektriciteitsnet aansluiten van de woning. Nadien is zij slechts nog in de woning geweest om deze te ontruimen, aldus [gedaagde], zodat zij niet verantwoordelijk is voor het elektriciteitsverbruik gedurende deze periode.
4.6 [
gedaagde] heeft aldus gemotiveerd betwist dat en waarom de elektriciteitskosten voor november 2016 geheel voor haar rekening dienen te komen. Gelet hierop, kan de juistheid van de desbetreffende stellingen van [eiser] niet zonder verdere bewijslevering worden vastgesteld. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat indien vast zou komen te staan dat [zoon eiser] gedurende deze periode ook in de woning woonde, de totale kosten redelijkerwijs niet geheel voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. Op grond van artikel 129 Rv rust op [eiser] de bewijslast ter zake. Overeenkomstig haar aanbod daartoe, zal zij op na te melden wijze tot bewijslevering worden toegelaten.
Gegeven de erkenning door [gedaagde] van de verschuldigdheid van de elektriciteitskosten van december 2006, komt de vordering in zoverre voor toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de kosten voor de maanden januari en februari 2017, overweegt het gerecht als volgt. Dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de woning per 28 februari 2017 zou ontruimen en dat zij ook daadwerkelijk op die dag de sleutels aan [eiser] heeft doen overhandigen, is onvoldoende om aan te nemen dat de kosten voor elektriciteitsgebruik tot deze datum in het geheel voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij gedurende deze periode niet in de woning heeft gewoond. Dat is door [eiser] niet uitdrukkelijk betwist; [eiser] heeft te kennen gegeven gedurende deze periode niet meer in de woning te zijn geweest. Onder deze omstandigheden valt niet uit te sluiten dat een ander dan [gedaagde] gedurende deze periode in de woning (ook) elektriciteit heeft verbruikt. Dat zou met zich kunnen brengen dat (ook) deze persoon (gedeeltelijk) verantwoordelijk is voor de aldus gemaakte kosten. Gelet hierop, laat het gerecht [eiser] toe door middel van getuigen te bewijzen dat [gedaagde] gedurende de maanden januari en februari 2017 de woning heeft bewoond, dan wel een ander, wiens gebruik van de woning aan [gedaagde] moet worden toegerekend.
4.7
De zaak zal naar de rolzitting worden verwezen voor opgave van getuigen (maximaal 5) door [eiser] en opgave van de verhinderdata van de getuigen en beide partijen. Daarna zal het Gerecht een datum bepalen voor het getuigenverhoor.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
laat [eiser] toe door middel van getuigen te bewijzen dat:
1) de airco haar in eigendom toebehoort;
2) [zoon eiser] gedurende de maand november 2016 niet in de woning heeft gewoond;
3) [gedaagde] gedurende de maanden januari en februari 2017 de woning heeft bewoond, dan wel een ander, wiens gebruik van de woning aan [gedaagde] moet worden toegerekend;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 22 augustus 2018 (P1) voor het opgeven van getuigen (maximaal 5) en verhinderdata;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.