ECLI:NL:OGEAA:2018:437

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
K.G. nr. AUA201801492
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van appartement zonder recht of titel

In deze zaak, die op 4 juli 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers, bestaande uit eiser sub 1, eiser sub 2 en eiseres sub 3, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De eisers vorderen de ontruiming van een appartement, waarin gedaagde verblijft, op de grond dat hij zonder recht of titel gebruik maakt van het appartement. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 mei 2018 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 15 juni 2018. De kern van het geschil draait om de vraag of gedaagde recht heeft om in het appartement te verblijven, dat eigendom is van eiser sub 1.

Eiser sub 1 is erfpachtgerechtigde van het perceel waarop het appartement is gebouwd. Eiseres sub 3 en gedaagde waren getrouwd in gemeenschap van goederen, maar hun huwelijk is ontbonden op 14 juli 2015. Eisers stellen dat gedaagde zonder recht of titel in het appartement verblijft en vorderen zijn ontruiming, terwijl gedaagde betwist dat hij het appartement moet verlaten. Hij claimt dat hij aanzienlijke investeringen in het appartement heeft gedaan en dat hij niet zal vertrekken zonder compensatie.

Het gerecht oordeelt dat gedaagde voorshands zonder recht of titel in het appartement verblijft. De rechter wijst erop dat gedaagde geen huurovereenkomst heeft en dat hij geen recht heeft op het appartement, ongeacht zijn claims op vergoeding. De ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van vier weken voor gedaagde om het appartement te verlaten. De rechter wijst ook de vordering tot betaling van kinderalimentatie af, omdat eiseres sub 3 een aparte procedure hiervoor moet starten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

Vonnis van 4 juli 2018
Behorend bij K.G. nr. AUA201801492
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:

1.[EISER SUB 1],

2. [EISER SUB 2]en
3. [EISERES SUB 3],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: eisers, respectievelijk eiser sub 1, eiser sub 2 en eiseres sub 3,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba, [adres],
hierna te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 29 mei 2018;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 15 juni 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen eiseres sub 3 in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en gedaagde in persoon.
1.2
Het vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser sub 1 is de vader van eiser sub 2 en eiseres sub 3.
2.2
Uit het kadastraal uittreksel van het Kadaster (bijgewerkt tot en met 8 september 2017) blijkt dat eiser sub 1 erfpachtgerechtigde is van het perceel kadastraal genummerd [kadastraal nummer] gelegen te [plaats].
2.3
Eiseres sub 3 en gedaagde zijn op 20 mei 2005 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Bij beschikking van 29 juni 2015 behorend bij EJ nr. 475 van 2015 is de echtscheiding tussen uitgesproken. Deze beschikking is op 14 juli 2015 ingeschreven bij de Burgerlijke Stand van Aruba. Het huwelijk is op 14 juli 2015 ontbonden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eisers vorderen dat het gerecht, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis, gedaagde veroordeelt het appartement gelegen te [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste geen eigendom zijn van eisers, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisers, op straffe van een dwangsom en gedaagde veroordeelt, bij wijze van voorschot, tot betaling van Afl. 375,- per maand voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige zoon van partijen, met veroordeling van gedaagde in proceskosten.
3.2
Eisers gronden hun vordering erop dat gedaagde zonder recht of titel gebruik maakt van het appartement.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
De kern van het geschil betreft de vraag of vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter voldoende aannemelijk is dat gedaagde zonder recht of titel in het appartement verblijft.
4.2
Gedaagde betwist niet dat het appartement op het terrein van eiser sub 1 is gebouwd en dat in ieder geval eiser sub 1 door natrekking eigenaar is van het appartement. Tevens betwist gedaagde niet dat het perceel van eiser sub 1, door het overlijden van de echtgenote van eiser sub 1, deel uitmaakt van een onverdeelde nalatenschap. Gedaagde stelt dat hij ongeveer Afl. 85.000,- heeft geïnvesteerd in het appartement en dat hij het appartement niet zal verlaten totdat eisers hem dit bedrag hebben uitbetaald. Volgens gedaagde lopen de spanningen tussen partijen op omdat eisers hem het legitimatiebewijs van eiser sub 1 niet willen geven om de stroom in het appartement weer aan te sluiten.
4.3
Eisers stellen dat de situatie thuis ondragelijk is geworden. Eiseres sub 3 slaapt in de woonkamer samen met de minderjarige zoon. De meerderjarige zonen slapen in het washok. Eiseres sub 3 voert aan dat zij met haar wijlen moeder had afgesproken dat zij met gedaagde het appartement zou bouwen en daar tegenover geen huur verschuldigd zouden zijn. Om die reden komt volgens eiseres sub 3 na ongeveer twintig jaar aan gedaagde niets toe met betrekking tot het appartement. Tevens stelt eiseres sub 3 dat gedaagde gezien hun onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap mogelijk een aanspraak zou kunnen hebben op een deel van de nalatenschap van de moeder van eiseres sub 3; nog onbekend is of de overleden moeder een testament had gemaakt.
4.4
Het gerecht is van oordeel dat voorshands met voldoende mate van zekerheid geoordeeld kan worden dat gedaagde zonder recht of titel in het appartement verblijft en wel om de volgende redenen. Of gedaagde recht heeft op een vergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking staat los van de vraag of gedaagde in het appartement mag verblijven. Hetzelfde geldt voor de vraag of gedaagde aanspraak heeft op een overbedelingsvergoeding op grond van zijn aanspraak in de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap, waarvan het aandeel van eiseres sub 3 in de nalatenschap van haar wijlen moeder zelf weer deel uitmaakt. Het appartement is niet van hem. Hij heeft geen huurovereenkomst gesloten, hem is geen (voortgezet) gebruiksrecht toegekend en hem komt in verband met een eventuele contante vergoeding geen opschortingsrecht toe.
4.5
Indien gedaagde meent dat hij aanspraak heeft op een vergoeding of aanspraak heeft op een deel van het perceel dan staat voor gedaagde de weg open een (bodem)procedure te starten tegen eisers of eiseres sub 3. Gedaagde behoudt die rechten ook indien hij het appartement verlaat.
4.6
Eisers hebben voldoende belang bij het gevorderde nu eiseres sub 3 samen met haar kinderen zich zal kunnen intrekken in het appartement. Niet gebleken is dat gedaagde geen alternatieve woonruimte kan vinden. Dit heeft tot gevolg dat de verzochte ontruiming toegewezen kan worden.
4.7
Voor het opleggen van een dwangsom ziet het gerecht geen aanleiding, nu eisers zelf de ontruiming met behulp van de deurwaarder kunnen doen bewerkstelligen. De gevorderde dwangsom wordt om die reden afgewezen.
4.8
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv. volgt dat eisers de ontruiming niet zelf ter hand mogen nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Eisers hebben voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat. In het licht daarvan hebben eisers dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan gedaagde wordt betekend, en dat aan gedaagde overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv. bevel wordt gedaan om binnen drie dagen te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien gedaagde medewerking aan de ontruiming weigert. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv., waarin artikel 444 Rv. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening – zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is – bijstand van de politie inroepen. In het licht van voorgaande hebben eisers geen belang bij de verzochte machtiging. Het gerecht zal de ontruimingstermijn vaststellen op vier weken nu gedaagde niet heeft betwist dat hij zijn moeder kan verblijven.
4.9
Het verzoek om gedaagde te veroordelen tot het betalen van kinderalimentatie zal worden afgewezen, nu eiseres sub 3 voor kinderalimentatie een extra judiciële procedure dient te entameren.
4.1
Als de in het ongelijk te stellen partij zal gedaagde de proceskosten van eisers moeten vergoeden.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- veroordeelt gedaagde om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis het appartement gelegen achter de woning te [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van eisers zijn, onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van eisers;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 232,88 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.