ECLI:NL:OGEAA:2018:44

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
A.R.1832 van 2017/AUA201702159
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake conservatoir beslag en betalingsverplichting tussen Caribbean Mercantile Bank N.V. en LOKI Production N.V.

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de Caribbean Mercantile Bank N.V. (hierna: CMB) een verzoek ingediend tegen LOKI Production N.V. (hierna: Ritz) met betrekking tot een conservatoir beslag dat op 3 oktober 2016 is gelegd. CMB heeft Ritz aangeklaagd omdat zij niet is verschenen op de zitting, ondanks dat zij deugdelijk was opgeroepen. Het gerecht heeft verstek verleend tegen Ritz en CMB heeft haar verzoek verder toegelicht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 11 november 2016 heeft Ritz een verklaring afgelegd over de vorderingen die door het beslag zijn getroffen. Uit deze verklaring blijkt dat er een parttime dienstverband bestaat tussen Ritz en een derde partij, aangeduid als [X]. CMB heeft op basis van eerdere vonnissen en een betekening van een grosse aan [X] geprobeerd om de verschuldigde bedragen te innen. CMB verzoekt het gerecht om Ritz te veroordelen tot betaling van een bedrag van Afl. 18.809,48, vermeerderd met rente en kosten, omdat Ritz heeft nagelaten de ingehouden gelden af te dragen.

Het gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen grond is voor een veroordeling tot betaling, omdat Ritz wel een verklaring heeft afgelegd. Het verzoek van CMB is daarom ongegrond verklaard. Desondanks heeft het gerecht besloten om een comparitie te bevelen, zodat partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten verder toe te lichten en te onderzoeken of er een minnelijke oplossing kan worden bereikt. De comparitie is gepland op 21 februari 2018, waarbij partijen in persoon moeten verschijnen, bijgestaan door hun gemachtigden.

Uitspraak

Vonnis van 17 januari 2018
Behorend bij A.R.1832 van 2017/AUA201702159
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN MERCANTILE BANK N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: CMB,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
LOKI PRODUCTION N.V., h.o.d.n. RITZ,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: Ritz,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak op de rolzitting van 4 oktober 2017.
1.2
CMB is ter zitting verschenen bij voornoemde gemachtigde. Hoewel deugdelijk opgeroepen, is Ritz niet ter zitting verschenen. Tegen Ritz is daarom verstek verleend. CMB heeft gepersisteerd in het door haar gestelde en verzochte.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 3 oktober 2016 is op verzoek van CMB onder Ritz conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [X] (hierna te noemen: [X]).
2.2
Op 11 november 2016 heeft Ritz overeenkomstig artikel 720 en 476b Rv verklaring gedaan van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Uit die verklaring valt af te leiden dat tussen Ritz en [X] een parttime dienstverband bestaat, op grond waarvan [X] gedurende per week wisselende uren werkzaamheden verricht, waarvoor Ritz haar een netto inkomen van Afl. 8,65 per uur verschuldigd is.
2.3
Bij vonnis van 11 januari 2017, A.R. no. 2538 van 2016, heeft het gerecht, uitvoerbaar bij voorraad, [X] veroordeeld om tegen kwijting aan CMB te betalen de somma van Alf. 18.940,84, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 11.64% per jaar over het bedrag van Afl. 18.809,48 vanaf 1 juli 2016 tot de dag der voldoening en vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van Alf. 131,36 vanaf 18 juli 2016 tot de dag der voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.500,-, en tot vergoeding van de kosten van die procedure, begroot op Afl. 886,40 aan verschotten, Afl. 750,- aan griffierechten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris.
2.4
Op 13 februari 2017 is op verzoek van CMB aan [X] een grosse betekend van voormeld vonnis. Daarbij is zij bevolen om binnen twee dagen voormelde bedragen te betalen.
2.5
Op 17 februari 2017 is op verzoek van CMB de grosse van het vonnis aan Ritz betekend en is haar aangezegd dat het onder haar ten laste van [X] gelegde conservatoir beslag overgegaan is in executoriaal beslag. Daarbij is om afdracht van de ingehouden gelden verzocht.
2.6
Bij brief van 11 juli 2017 heeft de gemachtigde van CMB Ritz verzocht om binnen een week de inhoudingen over de periode van oktober 2016 tot en met juni 2017 af te dragen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
CMB verzoekt het gerecht om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Ritz te veroordelen aan haar te betalen het bedrag van Afl. 18.809,48, vermeerderd met de overeengekomen rente van 11.64% per jaar vanaf 1 juli 2016 tot de dag der algehele voldoening, en het bedrag van Afl. 131,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2016 tot de dag der algehele voldoening, vermeerderd met Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten, Afl. 886,40 aan gedingskosten, Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris en Afl. 400,- aan nasalaris advocaat, en Ritz te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan dat verzoek legt CMB ten grondslag dat Ritz heeft nagelaten de ingehouden gelden af te dragen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Grond voor een veroordeling tot betaling door de derde-beslagene van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, bestaat ingevolge artikel 477a, eerste lid, Rv indien de derde‑beslagene in gebreke blijft verklaring te doen. Nu, zoals hiervoor onder 2.2 is vermeld, Ritz wel verklaring heeft gedaan, komt het verzoek van CMB als ongegrond niet voor toewijzing in aanmerking.
In aanmerking genomen dat CMB aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd dat Ritz heeft nagelaten de ingehouden gelden af te dragen, heeft zij kennelijk beoogd op grondslag van artikel 477a, vierde lid, Rv te verzoeken om Ritz te veroordelen tot nakoming van de wettelijke verplichting tot het voldoen van de volgens haar verklaring verschuldigde geldsommen (artikel 477, eerste lid, Rv). Niet duidelijk is hoe groot het door Ritz ingehouden bedrag is. Onder deze omstandigheden, ziet het gerecht aanleiding om, ondanks dat eerder tegen Ritz verstek is verleend, een comparitie te bevelen, waarbij het vorenoverwogene aan de orde kan worden gesteld, alsmede om inlichtingen over de zaak in te winnen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.2
Het gerecht wijst erop dat hij op grond van artikel 177, derde lid, Rv, uit de afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen, uit een weigering om te antwoorden, dan wel uit een weigering om boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen zonder dat een gewichtige reden die weigering rechtvaardigt, de gevolgtrekking kan maken, die hij geraden acht.
4.3
De partij die zich ter comparitie op bescheiden wil beroepen, dient die stukken uiterlijk één week vóór de comparitie in fotokopie aan zijn wederpartij en aan de griffier van het gerecht over te leggen.
4.4
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief aan de rechter ten overstaan van wie zal worden gecompareerd onder opgave van redenen een verzoek om uitstel in te dienen. Bij het verzoek om uitstel dienen tevens de verhinderdata te worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie maanden na onderstaande dagbepaling. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval moet de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden van die overmacht per brief aan ondergetekende rechter een verzoek om uitstel doen.
4.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
beveelt een verschijning van partijen (comparitie), bijgestaan door hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen en om te bespreken of het geschil op een andere manier kan worden opgelost dan door voort te procederen, op de terechtzitting van mr. M.E.B. de Haseth in het gerechtsgebouw aan de J.G. Emanstraat 51 te Oranjestad, Aruba op
woensdag 21 februari 2018 om 11.00 uur.
bepaalt dat de partijen dan in persoon, rechtspersonen vertegenwoordigd door een statutaire directeur of een gevolmachtigde die inhoudelijk van de zaak op de hoogte is en die volledig bevoegd is om een vaststellingsovereenkomst te sluiten, aanwezig moeten zijn,
gelast de griffier om dit vonnis aan Ritz te doen toekomen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.