ECLI:NL:OGEAA:2018:446

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
157 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens onvoldoende bewijs van cocaïne uitvoer

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van de uitvoer van 357 kilo cocaïne, die verborgen was in laadbakportiers in containers. De zitting vond plaats op 29 juni 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van twaalf jaren, maar het gerecht kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De tenlastelegging betrof de periode van 29 november 2017 tot en met 11 december 2017, waarin de verdachte zou hebben deelgenomen aan de uitvoer van cocaïne. Het gerecht stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de douane op 6 december 2017 twee containers had gecontroleerd, maar dat de verdachte niet aanwezig was bij het inladen van de cocaïne.

De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de laadbakportiers met cocaïne had ingeladen of dat hij op de hoogte was van de inhoud. De verklaringen van de douaneambtenaren en de verdachte zelf gaven geen eenduidig bewijs dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de drugs. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen en werd de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast, met uitzondering van bepaalde documenten die niet voor verbeurdverklaring vatbaar waren. Het vonnis werd uitgesproken op 20 juli 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelede te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
verbeurdverklaring, alsmede de teruggave aan de verdachte, gevorderd van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals die zijn aangeduid op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd conform de door hem overgelegde pleitnotities (met producties).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij in of omstreeks de periode van 29 november 2017 tot en met 11 december 2017 in Aruba, tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne, heeft uitgevoerd, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen, en/of heeft afgeleverd, verstrekt, vervoerd, in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen)

3.Voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissing

Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting komt het volgende naar voren. Door het Bureau Criminele Inlichtingendienst is informatie bekomen dat verdachte deel uit maakt van een criminele organisatie die verdovende middelen via containers gevuld met schroot naar Europa verstuurt en dat deze criminele organisatie gebruik maakt van het bedrijf “[bedrijf]” met als eigenaar [eigenaar bedrijf] en dat zij nu 30 kilo cocaïne verscholen in een container tussen een grote hoeveelheid schroot hebben om naar naar België te worden getransporteerd. Door het desbetreffende onderzoeksteam is toen een onderzoek gestart. Van de douane heeft het onderzoeksteam vijf wegvoeringsdocumenten ontvangen, waarop [eigenaar bedrijf] (“[volledige naam bedrijf]”) als aangever en exporteur van vijf containers schroot staat vermeld. Op de facturen van “[bedrijf]” staat Antwerpen als land van eindbestemming. De vijf containers zijn door “[bedrijf]” aan het verschepingsbedrijf “[volledige naam verschepingsbedrijf]” (hierna: [verschepingsbedrijf]) ter export aangeboden.
Op 6 december 2017 hebben drie douaneambtenaren op een gesloten terrein te [gehucht 1] twee van de door “[bedrijf]” voor export aangegeven containers ([nummer container 1] en [nummer container 2]) aan een controle onderworpen. Vóór het inladen zijn de lege containers door twee douanespeurhonden gecontroleerd. Het in te laden schroot is door de speurhonden en fysiek door de douaneambtenaren gecontroleerd. De douanecontrole heeft tevens tijdens het laden plaatsgevonden. Na het inladen is elke container voorzien van een douanezegel met een registratienummer ([registratienummer 1] en [registratienummer 2]). Naast de douanezegel is op elke container een hangslot van [verschepingsbedrijf] geplaatst. De containers bleven op het terrein staan. Op 8 december 2017 zijn deze containers van voornoemd terrein te [gehucht 1] naar het haventerrein te [gehucht 2] vervoerd ter verscheping. Op die datum zijn deze containers door het onderzoeksteam in beslag genomen. Tijdens onderzoek aan deze twee containers werden in totaal 30 pick-up laadbakportiers (15 in elke container) aangetroffen, inhoudende totaal 285 kiloblokken van een op cocaïne gelijkende substantie. Deze blokken hadden een gezamenlijk gewicht van ruim 357 kilo. Uit het rapport van het Landsboratorium Aruba is gebleken dat deze substantie cocaïne betreft.
De douaneambtenaren die beide containers aan een controle hebben onderworpen hebben bij de politie verklaard dat de betreffende laadbakportiers (volstrekt niet klein van omvang) tijdens hun controle niet aanwezig waren en dat die ook niet tijdens hun aanwezigheid in de containers werden geladen. Zij concluderen dat de containers na verzegeling weer open zijn gemaakt en dat de laadbakportiers toen erin zijn geladen. Voorts zijn de douaneambtenaren met verdachte geconfronteerd. Ieder van hen heeft verdachte herkend als degene die op 6 december 2017, tijdens hun controle, het schroot middels een heftruck in de containers laadde en op het terrein te [gehucht 1] de leiding had over het laden van de containers.
In casu gaat het om de vraag of de verdachte op 6 december 2017 of tussen 6 en 8 december 2017 (vóór de verbreking van de douanezegels op 8 december 2017) de betreffende laadbakportiers inhoudende cocaïne in de twee containers heeft geladen en of hij op de hoogte was dat deze laadbakportiers cocaïne inhielden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 6 december 2017 op het terrein te [gehucht 1] in opdracht van [eigenaar bedrijf] de twee containers met schroot heeft ingeladen, dat hij een toezicht houdende taak had, dat [eigenaar bedrijf] de eigenaar is van het schroot, dat hij de betreffende laadbakportiers niet heeft gezien en niet in de containers heeft geladen en dat hij de betreffende containers niet heeft gehuurd.
Onduidelijk is gebleven of de betreffende laadbakportiers inhoudende cocaïne op 6 december 2017 in de twee containers zijn geladen of dat de twee containers tussen 6 en 8 december 2017 (vóór de verbreking van de douanezegels op 8 december 2017) zijn geopend, waarna de betreffende laadbakportiers in de containers werden geladen en die containers nieuwe douanezegels kregen. Uit het procesdossier kan dat niet worden afgeleid. In het strafdossier bevinden zich geen foto’s of processen-verbaal ten aanzien van de registratienummers van de douanezegels bij de zegelverbreking op 8 december 2017. Een vergelijking van de registratienummers van de douanezegels op 6 en 8 december 2017 had kunnen uitwijzen of er met de zegels is geknoeid.
[eigenaar bedrijf] heeft verklaard dat verdachte de eigenaar van het schroot is, dat verdachte het terrein te [gehucht 1] voor het plaatsen van het schroot van een zekere [A] heeft gehuurd en dat verdachte de betreffende containers heeft gehuurd. Voornoemde verklaring staat echter op zichzelf en vindt geen steun in andere objectieve, danwel directe bewijsmiddelen. De getuige [getuige] (waarnaar de officier van justitie heeft verwezen) heeft verklaard dat de verdachte bij een bedrijf op dat terrein met schroot werkt en daar een toezichthoudende taak heeft. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad op dat terrein voor het bedrijf van [eigenaar bedrijf] werkzaamheden verricht en dat [eigenaar bedrijf] hem (conform afspraak) met schroot betaalt dat door verdachte naar Venezuela wordt verscheept en verkocht. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting ontkend [A] te kennen en het terrein van hem te hebben gehuurd. [A] is niet gehoord. In het procesdossier bevinden zich geen stukken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte het terrein gehuurd heeft en dat het schroot van hem is. Het betreft een gesloten terrein. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat van de ingang van het terrein sleutels zijn en dat ene ‘[B]’, die voor [eigenaar bedrijf] werkt, de sleutels zou hebben en dat [B] de ingangspoort voor hem (en de andere werknemers) opent om binnen te komen werken en aan het einde van de dag weer op slot zet. Uit het proces-verbaal van huiszoeking in de woning van verdachte blijkt niet dat deze sleutels bij hem zijn aangetroffen. [B] is niet gehoord.
Uit het tapgesprek van 8 december 2018 (waarnaar de officier van justitie heeft verwezen) en de overige tapgesprekken komen geen concrete aanwijzingen naar voren dat verdachte in versluierde taal met [eigenaar bedrijf] of anderen zou spreken over het uitvoeren van cocaïne in containers en of dat verdachte eigenaar zou zijn van de inhoud van de betreffende containers. Wel zijn kwitanties ten name van “[bedrijf]” tijdens de zoeking inbeslaggenomen. Verdachte heeft ter zitting uitgelegd dat hij niet voor zichzelf maar voor [eigenaar bedrijf] de respectieve betalingen heeft verricht en de kwitanties vervolgens in zijn portemonnee heeft gestopt. Deze uitleg komt het gerecht plausibel voor en is niet volstrekt ongeloofwaardig.
Volgens de officier van justitie is voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde ook van belang de omstandigheid dat verdachte, hoewel hij geen legale inkomstenbron in Aruba heeft, een luxueus leven leidt: hij heeft twee huizen gehuurd, betaalt hoge electrarekeningen en beschikt over luxegoederen. Uit de door de raadsman overgelegde producties is echter voldoende komen vast te staan dat verdachte legale inkomstenbronnen heeft en dat hij zich de levensstijl die hij tot aan zijn aanhouding heeft genoten, kan permitteren.
Het gerecht acht, gelet op het vorenstaande, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Niet is komen vast te staan dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de betreffende laadbakportiers inhoudende cocaïne in de twee containers heeft ingeladen of laten inladen en dat hij op de hoogte was van de inhoud. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5.Inbeslaggenomen voorwerpen

Teruggave
De teruggave zal worden gelast aan de verdachte van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen met uitzondering van de kwitanties en overige documenten van [verschepingsbedrijf] en “[bedrijf]”, nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

6.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 5 genoemde voorwerpen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 20 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.