ECLI:NL:OGEAA:2018:446
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens onvoldoende bewijs van cocaïne uitvoer
In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van de uitvoer van 357 kilo cocaïne, die verborgen was in laadbakportiers in containers. De zitting vond plaats op 29 juni 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van twaalf jaren, maar het gerecht kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De tenlastelegging betrof de periode van 29 november 2017 tot en met 11 december 2017, waarin de verdachte zou hebben deelgenomen aan de uitvoer van cocaïne. Het gerecht stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de douane op 6 december 2017 twee containers had gecontroleerd, maar dat de verdachte niet aanwezig was bij het inladen van de cocaïne.
De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de laadbakportiers met cocaïne had ingeladen of dat hij op de hoogte was van de inhoud. De verklaringen van de douaneambtenaren en de verdachte zelf gaven geen eenduidig bewijs dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de drugs. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen en werd de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast, met uitzondering van bepaalde documenten die niet voor verbeurdverklaring vatbaar waren. Het vonnis werd uitgesproken op 20 juli 2018.