ECLI:NL:OGEAA:2018:450
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenvonnis inzake getuigenverhoor en bewijsstukken in strafzaak
In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 maart 2018 een tussenvonnis uitgesproken. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 2 maart 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten onder 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaren, met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting zijn ook vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3].
Na sluiting van het onderzoek bleek dat het niet volledig was geweest, waardoor de rechter zich onvoldoende voorgelicht achtte. Het gerecht heeft besloten het onderzoek te hervatten op 20 april 2018 om de getuige [getuige] te horen. Tevens is er een bevel tot uitlevering van originele bankafschriften van de verdachte aan de Caribbean Mercantile Bank N.V. verzocht, met betrekking tot de rekening courant over de periode van 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2016. De benadeelde partijen zijn in de gelegenheid gesteld om het gestelde testament en een verklaring van erfrecht te overleggen tijdens de nadere zitting.
De beslissing is gebaseerd op artikel 390 van het Wetboek van Strafvordering. Het gerecht heeft de oproeping van de getuige bevolen en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor verdere behandeling. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.