ECLI:NL:OGEAA:2018:454

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
AUA201801893
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van vergoeding in kort geding met onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak, die op 31 juli 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Marchena, de doorbetaling van een overeengekomen vergoeding van de publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die op 21 juli 2017 was getekend tussen eiser en een vertegenwoordiger van de EPE. Eiser stelde dat Land Aruba ten onrechte had besloten geen betalingen meer te verrichten, omdat de vertegenwoordiger niet bevoegd zou zijn geweest om de overeenkomst aan te gaan.

De procedure omvatte een verzoekschrift, pleitnota's van beide partijen en aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 20 juli 2018. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat eiser nog steeds inkomen ontving voor zijn lesuren en een overheidspensioen genoot. De rechter oordeelde dat eiser onvoldoende spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien hij niet had aangetoond dat hij in een bodemprocedure in het gelijk zou worden gesteld.

De rechter concludeerde dat de vordering van eiser afstuitte op het feit dat niet was aangetoond dat de overeenkomst rechtsgeldig was. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Land Aruba, die op Afl. 1.500 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 31 juli 2018
Behorend bij AUA201801893
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Land Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van Land Aruba;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 juli 2018;
- de mededeling dat partijen in onderling overleg niet tot een regeling zijn gekomen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Door enerzijds [eiser] en anderzijds [naam X] in haar hoedanigheid van “[functie] van Enseñansa pa Empleo” (verder: EPE) is op 21 juli 2017 een akte getekend getiteld “overeenkomst”. Een soortelijke akte werd eerder op 26 juli 2013 en op 27 juli 2010 getekend, toen door [naam x] respectievelijk [naam y] namens EPE.
2.2 [
eiser] is door Land Aruba conform de in de akte overeengekomen som betaald voor zijn werkzaamheden. Daarnaast geeft [eiser] les voor EPE. Voor die lesuren wordt hij ook betaald door Land Aruba.
2.3
Bij brief van 31 mei 2018 heeft de minister van onderwijs zich op het standpunt gesteld dat geen betalingen ingevolge de overeenkomst meer plaats zullen vinden omdat [naam X] niet bevoegd was de overeenkomst aan te gaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert – kort gezegd – doorbetaling van de overeengekomen vergoeding, met veroordeling van Land Aruba tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
eiser] grondt de vordering erop dat Land Aruba zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de overeenkomst niet meer bestaat.
3.3
Land Aruba voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Land Aruba betwist dat sprake is van spoedeisend belang. Hij wijst er daarbij op dat [eiser] voor zijn lesuren nog steeds betaald krijgt en hij overigens een (overheids)pensioen geniet.
4.2
De vraag of eiser bij toewijzing van een geldvordering in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft hangt onder meer samen met de vraag of met voldoende mate van zekerheid kan worden geoordeeld dat eiser in een bodemprocedure in het gelijk zal worden gesteld, afgezet tegen de overige belangen van partijen zoals het restitutierisico.
4.3
Niet betwist is dat [eiser] nog steeds inkomen geniet in verband met de door hem voor EPE gegeven lessen. Daarnaast is ook niet betwist dat [eiser] een volwaardig overheidspensioen geniet. Dat en waarom [eiser] dan nog spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het gevorderde is onvoldoende onderbouwd. De enkele, niet onderbouwde, stelling dat [eiser] hierdoor moeite heeft om zijn hypotheekverplichting na te komen is onvoldoende.
4.4
Daarbij speelt een rol dat onzeker is of de vordering in een bodemprocedure wel toegewezen zal worden. Niet gebleken is dat [naam X] bevoegd was om namens Land Aruba een overeenkomst met [eiser] te sluiten. Land Aruba heeft er een groot belang bij dat alleen daartoe bevoegde vertegenwoordigers namens hem een overeenkomst sluiten. Als inwoner van Aruba moet [eiser] dat weten. De overeenkomst staat ook niet op naam van Land Aruba maar op naam van een niet bestaande “publiekrechtelijke rechtspersoon”. Voldoende aannemelijk is dan ook dat Land Aruba geen weet had van het bestaan van deze overeenkomst. Dat Land Aruba desondanks al jaren aan [eiser] betaalde kan zijn oorzaak vinden in het feit dat [eiser] ook les gaf voor de EPE en daarvoor terecht betaald werd. Kennelijk heeft de afdeling van het ministerie van financiën verondersteld dat [naam X] opgave deed van betaling die in dat kader plaats moesten vinden en heeft de desbetreffende afdeling in dat vertrouwen betaald; dat lijkt ook te volgen uit de aanduiding op de overgelegde salarisstrook. Aan die betalingen kan [eiser] niet het vertrouwen ontlenen dat hij een consultancy of andere overeenkomst, anders dan de arbeidsovereenkomst als leraar Engels, met Land Aruba had gesloten.
4.5
De vordering stuit daarop af. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] de proceskosten van Land Aruba moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Land Aruba worden begroot op Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 31 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.