ECLI:NL:OGEAA:2018:454
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- W.J. Noordhuizen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot doorbetaling van vergoeding in kort geding met onvoldoende spoedeisend belang
In deze zaak, die op 31 juli 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Marchena, de doorbetaling van een overeengekomen vergoeding van de publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die op 21 juli 2017 was getekend tussen eiser en een vertegenwoordiger van de EPE. Eiser stelde dat Land Aruba ten onrechte had besloten geen betalingen meer te verrichten, omdat de vertegenwoordiger niet bevoegd zou zijn geweest om de overeenkomst aan te gaan.
De procedure omvatte een verzoekschrift, pleitnota's van beide partijen en aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 20 juli 2018. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat eiser nog steeds inkomen ontving voor zijn lesuren en een overheidspensioen genoot. De rechter oordeelde dat eiser onvoldoende spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien hij niet had aangetoond dat hij in een bodemprocedure in het gelijk zou worden gesteld.
De rechter concludeerde dat de vordering van eiser afstuitte op het feit dat niet was aangetoond dat de overeenkomst rechtsgeldig was. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Land Aruba, die op Afl. 1.500 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.