In deze zaak, die op 18 juli 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P.G. Dowers-Alders, en de gedaagde, B.J. JARA CONTRACTOR N.V., vertegenwoordigd door mr. G. de Hoog. De eiser, die in Aruba woont, heeft een vordering ingesteld tegen Jara, waarin hij zijn loon eist dat hij vanaf 17 november 2017 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd is. De eiser stelt dat hij op 8 augustus 2017 betrokken was bij een bedrijfsongeval terwijl hij werkzaam was voor Jara, en dat hij als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen. Jara betwist de arbeidsovereenkomst en stelt dat de eiser als freelancer voor Caribbean Beton heeft gewerkt.
Tijdens de zitting op 7 juni 2018 zijn beide partijen verschenen, en hebben zij hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota's. De eiser heeft zijn vordering onder c. ingetrokken. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de eiser niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht oordeelt dat er voldoende bewijs is dat Jara de werkgever van de eiser was ten tijde van het ongeval, en dat de eiser recht heeft op zijn loon. De vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de eiser dit niet voldoende heeft onderbouwd.
Het Gerecht heeft Jara veroordeeld om aan de eiser zijn loon te betalen, vermeerderd met een wettelijke verhoging en wettelijke rente. Jara is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.