In deze zaak, die op 7 augustus 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, dat gedaagde de woning zou ontruimen en achterstallige huurpenningen zou betalen. De partijen waren een huurovereenkomst aangegaan op 5 september 2017, maar gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van Afl. 16.000,-. Eiseres had gedaagde op 2 juli 2018 gesommeerd om de achterstallige huur te betalen en de woning te ontruimen. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar betwistte de hoogte ervan en vroeg om een langere ontruimingstermijn vanwege zijn gezinssituatie.
De rechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de vordering was aangetoond, gezien de huurachterstand en het belang van eiseres bij ontruiming. De rechter bepaalde dat gedaagde de woning binnen veertien dagen moest ontruimen en dat hij Afl. 16.000,- aan achterstallige huurpenningen moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot oplegging van een dwangsom werd afgewezen, omdat eiseres voldoende mogelijkheden had om de ontruiming te bewerkstelligen via de deurwaarder. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter werden begroot op Afl. 1.980,65.
Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden en procedures rondom ontruiming en huurachterstanden verduidelijkt, evenals de rol van de deurwaarder in dergelijke zaken.