ECLI:NL:OGEAA:2018:503

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
A.R. nr. 554 van 2017/AUA201700441
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en toewijzing van legaat in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een civiele procedure over de verdeling van een nalatenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaten N.S. Gravenstijn en G.L. Griffith, heeft een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder gedaagde 4 die in persoon procedeerde. De procedure heeft een verloop gekend dat onder andere een tussenvonnis op 25 april 2018 omvatte, waarin een comparitie van partijen op 4 juni 2018 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en heeft de eiseres nadere producties overgelegd.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 22 augustus 2018 geoordeeld over de vorderingen van de eiseres en de verweren van de gedaagden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd van de door haar betaalde lidmaatschapsgelden aan de Nautical Club, en heeft de stellingen van de gedaagden verworpen. Tevens is geoordeeld dat de eiseres, ondanks dat zij niet als testamentair executeur was benoemd, de nalatenschap heeft mogen binden met betrekking tot de liggelden van de boot die deel uitmaakt van de nalatenschap.

De uitspraak bevatte ook bepalingen over de verdeling van de nalatenschap, waarbij aan de eiseres en de gedaagden specifieke boedelbestanddelen zijn toebedeeld. Het Gerecht heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van bedragen aan de eiseres, en heeft de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het Gerecht heeft de gedaagden opgedragen om mee te werken aan de uitvoering van het legaat dat aan de eiseres is gegeven.

Uitspraak

Vonnis van 22 augustus 2018
Behorend bij A.R. nr. 554 van 2017/AUA201700441
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigden: de advocaten mrs. N.S. Gravenstijn en G.L. Griffith,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

2.
[Gedaagde 2],
3.
[Gedaagde 3],
allen voor deze zaak gedomicilieerd in Aruba ten kantore van hun hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
en,

4.[Gedaagde 4],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde 4],
procederend in persoon,
gedaagden.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 25 april 2018 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 4 juni 2018. [eiseres] is toen ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. [gedaagden] zijn ter zitting verschenen bij hun gemachtigde, en [gedaagde 4] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, [eiseres] onder overlegging van nadere producties.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht heeft kennis genomen van de door [eiseres] bij akte en ter zitting herhaald opgeworpen “grief” tegen de onder 3.9.1 van het tussenvonnis neergelegde beslissing, maar stelt die terzijde. Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, met inachtneming van het navolgende.
2.2.1
In het licht van rechtsoverweging 3.7 van het tussenvonnis wordt het volgende verder overwogen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiseres] haar nadere stelling (die niet heeft te gelden als een vermeerdering van eis, en die alsnog wordt toegelaten), dat zij over 2013 tot en met 2016 in totaal ad Afl. 18.081,-- heeft betaald aan Nautical Club ter zake van lidmaatschapsgelden (lees tevens: liggelden voor de door de erflater nagelaten boot) genoegzaam onderbouwd met de bij partijen genoegzaam bekende ter zitting overgelegde verificatoire betalingsbewijzen. De stelling van [gedaagden] dat sprake is van alsmaar wisselende in rekening gebrachte bedragen (en dat daarom onduidelijk is waar dat in rekening gebrachte precies op ziet en dat dit daarom buiten de verdeling moet blijven) mist in het licht van de onbestreden stelling van [eiseres] dat bedoeld lidmaatschapsgeld per augustus 2015 is verhoogd van Afl. 447,-- per maand naar Afl. 462,65 voldoende grondslag. De verweer van [gedaagden] wordt daarom verworpen. [gedaagde 4] heeft de hiervoor omschreven nadere stelling van [eiseres] niet of onvoldoende bestreden.
2.2.2
Hetzelfde geldt voor het verweer van [gedaagden] dat bedoelde door [eiseres] betaalde kosten voor haar rekening dienen te blijven, omdat zij niet is benoemd als testamentair executeur en daarom niet bevoegd was om de andere erven te dezen te binden. Vast staat dat de met betrekking tot de nalatenschap wel als testamentair benoemde persoon zich ook te dezen niet van haar taken heeft gekweten. Het is naar het oordeel van het Gerecht dan ook in het kader van zaakwaarneming of op grond van het eerste lid van artikel 3:170 BW dat [eiseres] de tussen partijen te verdelen nalatenschapsboedel heeft mogen binden ter zake van de van die boedel deeluitmakende boot als het gaat om liggelden met betrekking tot die boot. [gedaagden] en [gedaagde 4] zijn in dit verband elk een bedrag van (18.081,-- : 5 =) Afl. 3.616,20 verschuldigd aan [eiseres].
2.3
In het licht van rechtsoverweging 3.8 van het tussenvonnis wordt het volgende verder overwogen. [gedaagde 4] heeft ter zitting onbestreden gesteld dat [eiseres] hem op enig in het verleden gelegen moment heeft gezegd dat hij ter zake van de uitvaart van de erflater niets hoefde te betalen. [gedaagde 4] blijft daarom buiten enige verdeling of verrekening van mogelijke door [eiseres] betaalde kosten van de die uitvaart. [eiseres] stelt dat zij Afl. 9.583,50 heeft betaald aan kosten van bedoelde uitvaart, waaronder begrepen Afl. 900,-- voor een grafsteen. Behoudens wat betreft die kosten van een grafsteen hebben [gedaagden] die stelling gemotiveerd bestreden, terwijl [eiseres] ter zitting heeft verklaard dat zij voor de betaling van het meerdere van de kosten voor de grafsteen geen betalingsbewijs heeft. Dat één en ander brengt mee dat op dit punt voor verrekening in aanmerking wordt genomen Alf. 900,--, in die zin dat [gedaagden] ieder (900,-- : 5 =) Afl. 180,-- verschuldigd zijn aan [eiseres].
2.4
In het licht van rechtsoverweging 3.17 van het tussenvonnis wordt het volgende overwogen. Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij afstand doen van de [boot] en dat zij dat bootje niet in de verdeling van de gemeenschap wensen te betrekken. Het Gerecht zal daarom met betrekking tot de [boot] geen uitspraak doen.
2.5 [
gedaagden] hebben ter zitting verklaard dat de door hen verzochte boedelbeschrijving niet hoeft plaats te vinden. Het Gerecht zal daarom op dat punt evenmin uitspraak doen.
2.6
Ingevolge rechtsoverweging 3.16 van het tussenvonnis had [eiseres] ter zitting duidelijk moeten maken welk belang zij heeft bij (toewijzing van) het in het tussenvonnis onder d. verzochte. [eiseres] heeft die duidelijkheid om voor haar moverende doch bij het Gerecht onbekende reden(en) niet gegeven, zodat het Gerecht er vanuit gaat dat zij bij (toewijzing van) die vordering geen of onvoldoende belang heeft, nu rechtsgeldig opgemaakte akten die zijn bestemd om ingeschreven te worden in de daartoe bestemde registers naar het oordeel van het Gerecht ook zonder rechterlijke titel kunnen worden ingeschreven.
2.7
Vorenstaande in verbinding met het tussenvonnis leidt resumerend tot het volgende.
2.8
Aan [eiseres] zal worden toebedeeld de in het tussenvonnis onder 3.9.1, 3.9.2, 3.9.3 vermelde boedelbestanddelen, alsmede twee van de in het tussenvonnis onder 3.9.6 vermelde aandelen en de onder 3.10 vermelde boot. Dit één en ander brengt mee dat [eiseres] uit hoofde van overbedeling (1.400,-- + 2.900,-- + 2.500,-- +
2.000,-- =) Afl. 8.800,-- verschuldigd is aan [gedaagde 4] en aan ieder van [gedaagden].
2.9
Aan [gedaagde 4] zal worden toebedeeld de in het tussenvonnis onder 3.9.4 vermelde [voertuig], en [gedaagde 4] is te dien aanzien uit hoofde van overbedeling
Afl. 600,-- verschuldigd aan [eiseres] en aan ieder van [gedaagden]. Aan [gedaagde 4] zal voorts worden toebedeeld twee van de in het tussenvonnis onder 3.9.6 vermelde aandelen.
2.1
Na verrekening met het hiervoor onder 2.2 vermelde is [eiseres] (8.800,-- minus 3.616,20 =) Afl. 5.183,80 verschuldigd aan ieder van [gedaagden] en na verrekening van voormeld bedrag met betrekking tot de [voertuig] (5.183,80 minus 600,-- =) Afl. 4.583,80 verschuldigd aan [gedaagde 4].
2.11
Na verdere verrekening van het hiervoor onder 2.3 vermelde bedrag is [eiseres] (5.183,80 minus 180,-- =) Afl. 5.003,80 aan ieder van [gedaagden] verschuldigd, en aan [gedaagde 4] (4.583,80 minus 180,-- =) Afl. 4.403,80. [eiseres] zal worden veroordeeld om die bedragen te betalen aan ieder van [gedaagden] respectievelijk [gedaagde 4].
2.12
Aan ieder van [gedaagden] zullen eveneens twee van de in het tussenvonnis onder 3.9.6 vermelde aandelen worden toebedeeld.
2.13
Gelet op de aard van dit geschil zullen de proceskosten worden gecompenseerd tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde 4] en ieder van [gedaagden] om binnen twee weken na de uitspraak van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van het door wijlen [X] bij testament van 7 december 2012 ten behoeve van [eiseres] gegeven bij partijen genoegzaam bekende legaat, en bepaalt dat die gedaagde of die gedaagden die dit bevel niet opvolgt of niet opvolgen ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt of (ieder voor zich) verbeuren van Afl. 500,-- per dag dat dit bevel niet wordt opgevolgd, en bepaalt dat ieder der gedaagden te dezen maximaal Afl. 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-stelt de verdeling van de nalatenschap van wijlen [X] als volgt vast:
-deelt toe aan [eiseres] het hiervoor onder 2.8 vermelde;
-deelt toe aan [gedaagde 4] het hiervoor onder 2.9 vermelde;
-deelt toe aan ieder van [gedaagden] het hiervoor onder 2.12 vermelde;
-veroordeelt [eiseres] om uit hoofde van overbedeling na verrekening te betalen aan ieder van [gedaagden] Afl. 5.003,80;
-veroordeelt [eiseres] om uit hoofde van overbedeling na verrekening te betalen aan [gedaagde 4] Afl. 4.403,80;
-veroordeelt [gedaagde4 ] om uit hoofde van overbedeling aan ieder van [gedaagden] te betalen Afl. 600,--;
-beveelt [gedaagde 4] en [gedaagden] om mee te werken zodra daartoe geroepen door de notaris of door [eiseres] aan de overdracht aan [naam] van de juridische eigendom van het in het tussenvonnis onder 3.9.5 vermelde recht van erfpacht;
-bepaalt dat dit vonnis - zo nodig - in de plaats treedt van alle met de uitvoering van voormeld legaat en voormelde verdeling op te maken noodzakelijke akten;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 augustus 2018 in aanwezigheid van de griffier.