ECLI:NL:OGEAA:2018:510

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201802047
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over schorsing van executiemaatregelen in kort geding

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers een vordering ingediend tot schorsing van (verdere) executiemaatregelen die voortvloeien uit een eerder vonnis in kort geding. Dit vonnis, gewezen op 6 april 2018, betreft een geschil tussen de eisers en het Land Aruba over de uitgifte van kiosken. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D.G. Kock, stelden dat de executie van het vonnis hen in een noodtoestand zou brengen, omdat zij hun bron van inkomsten zouden verliezen door de ontruiming van de kiosken. Het Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. C.B.A. Coffie, voerde verweer en stelde dat de eisers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden in hun verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 augustus 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn om de eisers niet-ontvankelijk te verklaren en dat het spoedeisend belang van de eisers niet voldoende onderbouwd was. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de vordering tot schorsing van de executiemaatregelen moet worden afgewezen, evenals de vordering om het Land te verbieden huurovereenkomsten te sluiten met derden. De eisers zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Vonnis van 22 augustus 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201802047
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],
7.
[eiser 7],
allen wonende in Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de publiekrechtelijk rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verzoek van eisers sub 1 tot en met 3 tot het geven van een ordemaatregel hangende deze zaak;
-de afwijzende beslissing van dit Gerecht op dat verzoek van 24 juli 2018;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat eiseres sub 6. ter zitting is verschenen samen met haar gemachtigde, en dat alle overige eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde. Het Land is verschenen bij zijn gemachtigde, die vergezeld werd door dhr. E. Semeleer van de Directie Infrastructuur en Planning. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - het Land mede aan de hand van een overgelegde pleitnota, die was voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eisers] verzoeken het Gerecht om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (geciteerd weergegeven):
a. “
het Land te veroordelen om de executie van het kort geding van 6 april 2018 gewezen tussen partijen te staken en gestaakt te houden totdat het Hof in het door eisers tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep zal hebben beslist, geen huurovereenkomsten met betrekking tot de kiosken met derden aan te gaan, en het Land het (uiteindelijke) beleid met betrekking tot de uitgifte in kiosken zal hebben gepubliceerd en eisers alsdan een verzoek tot verkrijging van een kiosk kunnen indienen en daarop door het Land zal zijn beslist, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000.000,= voor het geval het Land dit verbod niet naleeft”;
b. “
het land te veroordelen in de kosten van dit geding”.
2.2
Het Land voert verweer en concludeert dat [eisers] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het door hen verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens te vermeerderen met wettelijke rente.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat [eisers] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hen verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van het Land wordt daarom verworpen.
3.2
Het spoedeisend belang van [eisers] bij hun vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van het Land op dit onderdeel wordt eveneens verworpen.
3.3
Vooropgesteld geldt in het algemeen dat de taak van het Gerecht in een executiegeschil als het onderhavige beperkt is. Het Gerecht is gebonden aan de in het te executeren vonnis neergelegde beslissingen van de rechter; het executiegeschil mag niet ontaarden in een verkapt appel.
3.4
Ter zake van de door [eisers] beoogde schorsing van (verdere) executiemaatregelen uit hoofde van het bij partijen genoegzaam bekende vonnis in kort geding van dit Gerecht van 6 april 2018 met als zaaknummer K.G. AUA201800563 tot en met AUA201800570 (hierna: het vonnis) stelt het Gerecht verder voorop dat het slechts die schorsing kan bevelen, indien het van oordeel is dat het Land, mede gelet op de belangen aan de zijde van [eisers], geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot (verdere) tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten de (verdere) executie daarvan klaarblijkelijk aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.5
In het licht van vorenstaande is niet gesteld of gebleken althans niet aannemelijk geworden dat het vonnis berust op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag. Evenmin is gesteld of gebleken althans niet aannemelijk geworden dat sprake is van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten op grond waarvan klaarblijkelijk aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Dit klemt temeer omdat [eisers] stellen dat zij als gevolg van het vonnis in een noodtoestand komen te verkeren, in die zin dat zij hun bron van inkomsten als gevolg van het moeten ontruimen van bedoelde kiosken zien verdampen. Die beweerdelijke omstandigheid heeft niet te gelden als een na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feit. De vordering tot staken en het gestaakt houden van (verdere) tenuitvoerlegging van het vonnis zal worden afgewezen.
3.6
Het Gerecht ziet geen grond om het Land te verbieden huurovereenkomsten te sluiten met derden ter zake van (ver)huur van bedoelde door [eisers] te ontruimen kiosken. Ook die vordering zal worden afgewezen.
3.7
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegendere belangen ziet aan de zijde van [eisers] bij toewijzing van hun vorderingen ten opzichte van de belangen van het Land bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat het Land onbetwist heeft gesteld dat ook [eisers] - zo zij dat nog niet hebben gedaan - een aanvraag kunnen indienen voor het verkrijgen van huurovereenkomst met betrekking tot bedoelde kiosken, die op grond van het zogeheten FIFO-systeem beoordeeld zullen worden in het licht van het niet gewijzigde doch verfijnde op de Website van de DIP gepubliceerde beleid dienaangaande.
3.8 [
eisers] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de derde dag na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-weigert de door [eisers] verzochte voorzieningen;
-veroordeelt [eisers] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de derde dag na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 22 augustus 2018.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak