ECLI:NL:OGEAA:2018:563

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
1403 van 2014 / AUA201400119
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldvordering tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een schuldvordering ingediend tegen een gedaagde, die in Aruba woont. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 7 januari 2015, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018. Tijdens deze zitting heeft IFA haar eis gewijzigd. De gedaagde heeft verklaard akkoord te gaan met de gewijzigde eis en heeft verzocht om kosteloos te mogen procederen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en heeft haar verlof tot kosteloos procederen verleend.

Het Gerecht heeft de vorderingen van IFA toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om een bedrag van Afl. 7.918,14 te betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van IFA, die zijn begroot op Afl. 1.286,-- aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 19 september 2018 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 19 september 2018
Behorend bij A.R. nr. 1403 van 2014 / AUA201400119
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 7 januari 2015 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft - na verleend langdurig uitstel - uiteindelijk plaatsgevonden op 17 mei 2018. IFA is toen verschenen bij mr. E.H.J. Martis, occuperende voor haar gemachtigde. [gedaagde] is verschenen samen met haar gemachtigde. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, IFA onder overlegging van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
IFA heeft ter zitting - zo heeft het Gerecht begrepen - haar eis gewijzigd zoals hierna te formuleren.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Na wijziging van eis vordert IFA dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
-om tegen bewijs van kwijting te betalen aan IFA te betalen het oorspronkelijk in hoofdsom door IFA in verbruikleen verstrekte bedrag ad Afl. 8.727,96 minus de drie door [gedaagde] verrichte aflossingen in totaal ad (3 x 269,94 =) Afl. 809,82, te vermeerderen met maandelijkse rente ad 1,5% gerekend vanaf 9 november 2010 tot en met 6 november 2015, en het dan nog resterende bedrag te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 7 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en voorts te vermeerderen met 15% aan buitengerechtelijke incassokosten;
-in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2 [
gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij akkoord gaat met (toewijzing van) de door IFA in hoofdsom gewijzigde eis, alsmede met de over die som gevorderde rente. [gedaagde] verzoekt kosteloos te mogen procederen.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe door [gedaagde] overgelegde bevoegdelijk verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [gedaagde] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
In het licht van voormelde verklaring van [gedaagde] en de niet door haar bestreden vordering ter zake van vergoeding van buitengerechtelijk gemaakte incassokosten zullen de vorderingen van IFA worden toegewezen als na te melden. Hier bij wordt nog overwogen dat IFA met niet bestreden stukken onderbouwd (impliciet) heeft gesteld dat er door haar meer buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dan die waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Bedoelde vergoeding zal forfaitair worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder III van het liquidatietarief, te weten 1,5 punt van het te dezen toepasselijke tarief 3 van het liquidatietarief, ad
Afl. 500,-- per punt.
3.3 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van IFA waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende op 2 juni 2014 ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslag, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 222,-- + 179,-- + 242,-- + 193,-- =) Afl. 1.286,-- aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van liquidatietarief 3, ad Afl. 500,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan IFA Afl. 7.918,14, te vermeerderen met maandelijkse rente ad 1,5% gerekend vanaf 9 november 2010 tot en met 6 november 2015, en het dan nog resterende bedrag te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 7 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en voorts te vermeerderen met Afl. 750,-- aan forfaitair vastgestelde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.286,-- aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent verlof aan [gedaagde] tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.