Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
3.DE UITSPRAAK
16 oktober 2018 om 10:00 uurin de enquêtezaal van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een geschil ontstaan tussen de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) en een gedaagde, die in Aruba woont. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening waarbij een jaarlijkse rente van 27,25% is overeengekomen. De gedaagde heeft tijdens de procedure aangevoerd dat zij niet akkoord ging met deze rente, maar onder druk heeft getekend vanwege een noodsituatie. Het Gerecht heeft eerder een tussenvonnis gewezen op 2 mei 2018, waarin het de partijen heeft verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over de rentepercentages die gebruikelijk zijn in Aruba.
In het vonnis van 24 juli 2018 heeft het Gemeenschappelijk Hof overwogen dat het aan de wetgever of de Centrale Bank is om regels te stellen over toelaatbare rentepercentages. Dit heeft geleid tot de beslissing van het Gerecht om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij ook de Centrale Bank van Aruba zal worden opgeroepen om haar visie te geven op de hoogte van de rente in kredietovereenkomsten. Het Gerecht wil bespreken wat de eerdere uitspraken betekenen voor de huidige zaak en of de overeengekomen rente van 27,25% aanvaardbaar is volgens de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
De comparitie is gepland voor 16 oktober 2018, waarbij de gedaagde en een vertegenwoordiger van IFA aanwezig moeten zijn. Het Gerecht heeft ook bepaald dat de Centrale Bank van Aruba moet worden opgeroepen om ter zitting aanwezig te zijn en informatie te verstrekken. Het vonnis is uitgesproken op 19 september 2018 door rechter A.H.M. van de Leur, en verdere beslissingen zijn aangehouden tot na de comparitie.