ECLI:NL:OGEAA:2018:567

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
1404 van 2017/AUA201701399
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot hypothecaire verplichtingen en juridische bijstand

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na de echtscheiding van partijen op 3 oktober 2011. Partijen hadden op 17 juni 2013 een convenant gesloten waarin zij de gevolgen van de echtscheiding hadden geregeld, waaronder de betaling van de hypothecaire geldlening. De vrouw, eiseres, vorderde onder andere de toedeling van onroerend goed en de hypothecaire schuld aan haar, evenals een bedrag wegens wanprestatie door de man, gedaagde. De man betwistte de vorderingen van de vrouw en voerde aan dat hij zijn verplichtingen nakwam.

De rechter beoordeelde of de man tekort was geschoten in zijn betalingsverplichtingen. De vrouw had gesteld dat de man zijn verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot een vordering van Afl. 17.263,92. De rechter oordeelde dat de man inderdaad tekort was geschoten en dat de hypothecaire schuld aan de vrouw moest worden toebedeeld. De vrouw had ook recht op een bedrag op grond van artikel 6:96 BWA voor juridische bijstand, wat door de man niet werd betwist.

Uiteindelijk besloot de rechter dat het perceel onroerend goed en de resterende hypothecaire schuld aan de vrouw werden toegewezen, en dat partijen ter zake van over/onderbedeling aan elkaar niets verschuldigd waren. De rechter benoemde ook een onzijdig persoon voor de verdere afhandeling. Het vonnis werd uitgesproken op 19 september 2018, waarbij elke partij de eigen kosten diende te dragen.

Uitspraak

Vonnis van 19 september 2018
Behorend bij A.R. 1404 van 2017/AUA201701399
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres]
wonende te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigden: de advocaten mrs. M.A. Ellis-Schipper en J.J.S. Poeran,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie na antwoord d.d.19 februari 2018;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 3 oktober 2011 gescheiden.
2.2
Op 17 juni 2013 hebben partijen een convenant gesloten, waarin zij de gevolgen van de echtscheiding hebben geregeld.
2.3
In dit convenant is onder meer bepaald dat elke partij per 1 augustus 2013 de helft van de hypothecaire geldlening betaalt.
2.4
Bij brief van 10 november 2016 deelt de vrouw de man mee dat hij zijn verplichting ten aanzien van de betaling van de hypothecaire verplichting en verzekering over de maanden september en oktober 2016 niet heeft voldaan. Zij maakt aanspraak op betaling van een bedrag ad Afl. 4.016,00. Tevens biedt de vrouw aan om het aandeel in het perceel [perceelnummer 1] van de man over te nemen tegen volledige overname van de schuld.
2.5
Bij brief van 26 april 2017 bericht de vrouw de man dat zij inmiddels een vordering op hem heeft van Afl. 8.622,00 uit hoofde van achterstallige aflossing. Daarnaast maakt de vrouw aanspraak op Afl. 5.476,85 op grond van artikel 6:96 BWA in verband met juridische bijstand.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vrouw vordert, na wijziging van eis en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en naar het gerecht begrijpt:
primair1) het onroerend goed gelegen te [adres] aan de vrouw toe te delen evenals de hypothecaire schuld ad Afl. 55.078,99;
2) de overbedeling van de vrouw te bepalen op Afl. 27.539,50;
3) de man te veroordelen tot betaling van een bedrag ad Afl. 17.263,92 wegens wanprestatie c.q. zaakwaarneming;
4) de man te veroordelen tot betaling van een bedrag ad Afl. 5.476,85 ex artikel 6:96 BWA;
5) te bepalen dat de vorderingen van de vrouw en man op elkaar verrekend mogen worden met het deel van de man in perceel [perceelnummer 1], dit deel aan de vrouw toe te delen en een onzijdig persoon te benoemen ex artikel 3:181 BWA;
6) kosten rechtens;
subsidiair
1) de hypothecaire restschuld van Afl. 55.078,99 aan de vrouw toe te delen en de overbedeling van de man vast te stellen op Afl. 27.539,50;
2) de man te veroordelen tot betaling van Afl. 17.763,92 uit hoofde van wanprestatie c.q. zaakwaarneming;
3) de man te veroordelen tot betaling van een bedrag ad Afl. 5.476,85 ex artikel 6:96 BWA;
4) de splitsing en verdeling van het perceel genummerd [perceelnummer 2] en [perceelnummer 1] conform het convenant te bevelen en de man te bevelen ter zekerheidsstelling een hypotheekrecht aan de vrouw te verlenen ter hoogte van de totaal toegewezen vorderingen, verhoogd met het gebruikelijke percentage voor kosten, met benoeming van een onzijdig persoon ex 3:181 BWA;
5) kosten rechtens.
3.2
De vrouw grondt de vordering erop dat de man zich niet houdt aan zijn verplichtingen uit hoofde van het convenant en zij tot een definitieve afwikkeling wenst te komen.
3.3
De man voert - samengevat - het volgende verweer.
De man betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting. Sinds 1 augustus 2013 betaalt hij maandelijks Afl. 1.184,00 aan de bank. Toewijzing van de verzochte partiële ontbinding van het convenant, lijdt tot een ongerechtvaardigde verrijking van de vrouw. Het door de vrouw gewenste deel van het perceel [perceelnummer 1] heeft een aanzienlijk hogere waarde dan het restant van de hypothecaire schuld. Tevens doet de man een beroep op verrekening. De vrouw mocht na de echtscheiding nog 6 maanden in de echtelijke woning blijven wonen. Zij heeft echter ruim 50 maanden in de woning gewoond, zonder dat zij mee betaalde in de kosten. Na 6 maanden had zij echter 50% van de hypothecaire lasten dienen te betalen. Aldus heeft Lampe recht op 44 maanden x Afl. 1.184,50 = Afl. 52.118,00. Dit bedrag wenst hij te verrekenen met een eventuele vordering van de vrouw op hem.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat een eiswijziging mogelijk is zolang nog geen eindvonnis gewezen. Gedaagde kan hiertegen bezwaar maken, indien de eiswijziging in strijd is met een goede procesorde. Hiervan is geen sprake, nu de man gelegenheid heeft gehad om te reageren op de gewijzigde eis van de vrouw. Het verweer van de man tegen de eiswijziging wordt dan ook verworpen.
4.2
Aan de orde is de vraag of het convenant dat partijen sloten in 2013 partieel ontbonden dient te worden c.q. gewijzigd dient te worden in de door de vrouw verzochte wijze, wegens het toerekenbaar te kort schieten door de man in de nakoming van zijn betalingsverplichting uit hoofde van de hypothecaire geldlening.
4.3
Als eerste dient te worden beoordeeld òf er sprake is van de gestelde toerekenbare tekortkoming door de man. Op basis van het convenant dienen partijen vanaf 1 augustus 2013 ieder de helft van de lasten, behorende bij de hypothecaire schuld te voldoen.
De vrouw heeft
onweersprokengesteld dat elke partij maandelijks Afl. 1.184,50 dient te voldoen aan de bank alsmede een bedrag ad Afl. 34,58 voor de brandverzekering. Daarnaast diende de man per maand tot januari 2018 Afl. 344,60 voor een levensverzekering, Afl. 160,00 voor de autoverzekering en Afl. 22,08 voor een ongevallenverzekering te betalen. De vrouw diende naast de hypothecaire verplichting van Afl. 1.184,50 tevens Afl. 102,00 voor haar levensverzekering te betalen en Afl. 21,88 voor de ongevallenverzekering. De vrouw heeft voorts
onweersprokengesteld dat Arubabank de ontvangen betalingen van partijen eerst aanwendt voor de betaling van de verschillende verzekeringen aan derden en daarna pas afboekt op de hypothecaire schuld. Deze gang van zaken leidt - naar het gerecht begrijpt - met enige regelmaat tot achterstanden, die de vrouw - omdat zij nog immer hoofdelijk aansprakelijk is - steeds aanvult. Nu de man de door de vrouw gestelde bedragen over 2016, 2017 en 2018 (zie sustenu 17 van de conclusie van repliek) niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, wordt ervan uit gegaan dat de man toerekenbaar te kort is geschoten met zijn betalingsverplichtingen ter zake van het gemeenschappelijke onroerend goed en de vrouw op grond van haar regresrecht een vordering heeft op de man van Afl. 17.263,92.
4.4
Zolang partijen niet zijn ontslagen uit hun hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de volledige hypothecaire schuld, zal de bank bij wanbetaling door de een, bij de ander aankloppen. De vrouw heeft er dan ook belang bij dat deze situatie eindigt.
Indien de resterende hypothecaire schuld aan haar wordt toebedeeld is zij alleen aansprakelijk voor de betaling en niet meer afhankelijk van het betalingsgedrag van de man. Uit productie 2b bij conclusie van repliek volgt dat Arubabank bereid is om de bestaande hypothecaire geldlening ten behoeve van de vrouw te herfinancieren. Het gerecht zal dan ook de hypothecaire schuld toedelen aan de vrouw. Hierdoor wordt de vrouw onderbedeeld.
4.5
De vrouw wenst de onderbedeling alsmede haar vorderingen op de man te compenseren middels de toedeling aan haar van een stuk grond van 305m2 van perceel [perceelnummer 1]. Dit stuk grond is volgens de vrouw Afl. 38.125,00 waard. Ter onderbouwing hiervan heeft de vrouw een taxatierapport overgelegd als productie 14 bij conclusie van repliek. De man heeft dit rapport niet voldoende gemotiveerd weersproken, zodat het gerecht van deze waarde uit gaat. De vrouw maakt tevens aanspraak op een bedrag ad Afl. 5.476,85 op grond van artikel 6:96 BWA. Tegen deze vordering heeft de man geen verweer gevoerd, zodat deze toewijsbaar is. Het totale bedrag dat de vrouw toekomt te weten
Afl. 50.279,27, bestaande uit de helft van de hypothecaire schuld ad Afl. 27.539,50, vermeerderd met Afl.17.262,92 (zie r.o. 4.3) en Afl. 5.476,85 is hoger dan de waarde van perceel [perceelnummer 1] ad Afl. 38.125,00.
4.6
Voor het geval de vorderingen van de vrouw toewijsbaar zijn, beroept de man zich op verrekening. Hij stelt dat de vrouw na de echtscheiding niet 6 maar 50 maanden in de echtelijke woning heeft gewoond, zonder dat zij bijdroeg in de hypothecaire lasten. De vrouw betwist deze stelling en stelt dat zij de woning per 1 januari 2014 heeft verlaten. Nu dit beroep op verrekening niet eenvoudig is te beoordelen (zie artikel 6:136 BW), wordt dit verweer verworpen.
4.7
De vrouw is bereid af te zien van een deel van haar vordering, indien zij perceel [perceelnummer 1] toebedeeld krijgt. De man stelt dat dit een onredelijke verrijking van de vrouw met zich meebrengt. Dit verweer wordt nu een feitelijke onderbouwing ontbreekt, verworpen. Bovendien heeft de man - zoals reeds overwogen - het taxatierapport niet betwist. Een en ander heeft tot gevolg dat perceel [perceelnummer 1] in - afwijking van het convenant - zal worden toebedeeld aan de vrouw, evenals de resterende hypothecaire schuld. Het gerecht wijst partijen er voor de goede orde op dat deze verdeling uitsluitend partijen regardeert. De discretionaire bevoegdheid om al dan niet in te stemmen met de schuldoverneming door de vrouw komt uitsluitend de bank toe. Nu de vrouw bereid is dit perceel grond tegen finale kwijting te accepteren (zie sustenu 28 van de conclusie van repliek) worden haar overige vorderingen afgewezen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
deelt het eigendomsperceel [perceelnummer 1] toe aan de vrouw toe;
5.2
deelt de resterende hypothecaire schuld toe aan de vrouw;
5.3
bepaalt dat partijen ter zake van over/onderbedeling aan elkaar niets verschuldigd zijn;
5.4
benoemt mevrouw [naam X] tot onzijdig persoon.
5.5
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.7
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak