In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J. Hart, een rechterlijk bevel tot betaling van een bedrag van Afl. 7.000,- door gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.L. Emerencia. De vordering is gebaseerd op een geldlening die eiseres aan gedaagde zou hebben verstrekt, maar gedaagde betwist dat er sprake is van een lening en stelt dat de bedragen als schenkingen moeten worden gekwalificeerd. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 16 mei 2018, gevolgd door een comparitie van partijen op 27 juni 2018. Eiseres heeft gesteld dat zij in totaal Afl. 7.000,- heeft geleend voor de verbouwing van gedaagdes appartement, terwijl gedaagde aanvoert dat er geen sprake is van een lening maar van schenkingen in het kader van hun affectieve relatie. De rechter heeft geoordeeld dat eiseres de bewijslast draagt voor haar stelling dat er een overeenkomst van geldlening is gesloten. Eiseres is toegelaten om bewijs te leveren van haar stelling, en de zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating bewijsopdracht. De rechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van de bewijslevering door eiseres.