ECLI:NL:OGEAA:2018:572

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201800828
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldvordering en tekortkoming in betalingsverplichtingen uit overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, wegens tekortkoming in de nakoming van betalingsverplichtingen uit een overeenkomst van geldlening. De overeenkomst, gesloten voor een bedrag van Afl. 27.564,60, vereiste dat de gedaagde het geleende bedrag in 60 termijnen zou terugbetalen, met de laatste betaling uiterlijk op 13 mei 2014. De gedaagde is echter in gebreke gebleven met de betalingen, ondanks een eerder getroffen betalingsregeling op 18 september 2017, waarbij hij 12 maanden lang Afl. 250,- per maand zou betalen. De gedaagde heeft geen enkele termijn betaald en is door de eiseres in gebreke gesteld.

De eiseres vorderde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de betaling van Afl. 24.724,80, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde voerde verweer, onder andere dat de hoofdsom hoger was dan het geleende bedrag en dat hij door werkloosheid niet in staat was om te betalen. De rechter oordeelde dat de betalingsonmacht van de gedaagde hem niet ontsloeg van zijn verplichtingen. De rechter stelde vast dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de vordering van de eiseres toewijsbaar was.

De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 19 september 2018 door mr. Y.M. Vanwersch in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 19 september 2018
Behorend bij A.R. no. AUA201800828
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.
gevestigd te Aruba,
eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te Aruba, [adres gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 juni 2018;
- de producties van eiseres, ingediend op 15 augustus 2018;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie van partijen gehouden op 20 augustus 2018.
De zaak is hierna verwezen voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Gedaagde heeft met eiseres een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van in totaal Afl. 27.564,60 netto inclusief rente, welk bedrag in 60 termijnen van elk Afl. 459,41 in diende te worden afgelost, uiterlijk op 13 mei 2014.
2.2
Onder punt 7 van de overeenkomst is het volgende opgenomen:

7. Hoofdsom, rente, boeterente en al wat Island Finance N.V. verder ter zake te vorderen heeft zal terstond opeisbaar zijn, zonder waarschuwing of ingebrekestelling, bij faillissement, overlijden of onder curatelestelling, van de schuldenaar, bij zijn/haar aanvraag om surseance van betaling, bij niet op tijd betalen der verplichte aflossing en bij niet-nakoming van één of meer zijner/harer verplichtingen uit deze overeenkomst.
2.3
Gedaagde is in gebreke gebleven met de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting.
2.4
Partijen hebben op 18 september 2017 een “recovery payment arrangement” afgesloten, waarbij gedaagde 12 maanden Afl. 250,- diende te betalen, waarvan de eerste betaling op 2 oktober 2017 diende te geschieden. Gedaagde heeft geen enkele termijn betaald.
2.5
Bij brief van 6 november 2017 is gedaagde door eiseres in gebreke gesteld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van gedaagde tot betaling van een hoofdsom van Afl. 24.724,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2014 tot de dag der voldoening, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voorvloeiende betalingsverplichtingen.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of gedaagde het door eiseres gevorderde bedrag uit hoofde van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van geldlening verschuldigd is.
4.2
Gedaagde stelt dat de in rekening gebrachte hoofdsom meer bedraagt dan het bedrag dat hij geleend heeft. Ook voert hij aan dat hij geen baan heeft en om die reden niet in staat is om aan zijn financiële verplichtingen jegens eiseres te voldoen.
4.3
Hoe vervelend deze situatie voor gedaagde ook is, zijn betalingsonmacht ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting. Gedaagde is een overeenkomst aangegaan waarbij hij een bedrag van Afl. 14.971,49 leent en een bedrag van Afl. 27.564,60 dient terug te betalen. De kredietvergoeding bedraagt derhalve Afl. 12.593,11.
4.4
Ingevolge artikel 7 van de overeenkomst is (onder meer) de hoofdsom en de rente onmiddellijk opeisbaar als gedaagde de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting niet correct nakomt. Vast staat dat de looptijd van de overeenkomst op 13 mei 2014 is verstreken. Uit het onvoldoende weersproken betalingsoverzicht dat Island finance als productie heeft overgelegd volgt dat rekening is gehouden met de door gedaagde gedane betalingen. Nu gedaagde dit verder niet gemotiveerd heeft weersproken, wordt ervan uit gegaan dat per einde van de termijn een bedrag van Afl. 24.724,80 open stond, dat direct opeisbaar is.
4.5
Nu vast staat dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres zal de vordering worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 13 mei 2014, zijnde de dag waarop gedaagde in verzuim verkeerde.
4.6
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2018 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 1.500,-, zijnde 1,5 punt van het liquidatietarief 4.
4.7
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van eiseres begroot op Afl. 750,- griffierecht, Afl. 193,09 aan explootkosten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 4).

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van AWG 24.724,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2014 tot de dag der voldoening;
5.2
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 1.500,- wegens buitengerechtelijke incassokosten;
5.3
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van eiseres worden begroot op Afl. 750, aan griffierecht, Afl. 193,09 aan explootkosten en Afl. 2.000,- aan salaris van de gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.