ECLI:NL:OGEAA:2018:574

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201802543
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op afreizen met minderjarige en voorlopig hoofdverblijf bij de vader

In deze zaak, die op 19 september 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de vader in kort geding dat de moeder zou worden verboden om met hun minderjarige kind naar het buitenland af te reizen. De vader, die in Aruba woont, had de minderjarige erkend, terwijl de moeder, die in Nederland woont, het eenhoofdig gezag over het kind uitoefende. De moeder had de minderjarige zonder toestemming van de vader naar Colombia meegenomen en was van plan om met haar naar Nederland te verhuizen. De vader vorderde tevens dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem zou zijn totdat er in de bodemprocedure een beslissing zou zijn genomen.

De rechter oordeelde dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige Aruba was, ondanks dat zij niet meer in het bevolkingsregister stond ingeschreven. De rechter concludeerde dat de belangen van de minderjarige zwaarder wogen dan die van de moeder om naar Nederland te verhuizen. De moeder had onvoldoende onderbouwd dat de verhuizing in het belang van de minderjarige was. De rechter verbood de moeder om met de minderjarige naar het buitenland af te reizen en bepaalde dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij de vader zou zijn. De vorderingen van de moeder in reconventie werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis van 19 september 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201802543
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[de vader],
wonende in Aruba,
EISER IN CONVENTIE, hierna ook te noemen: de vader,
GEDAAGDE IN RECONVENTIE,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[de moeder],
wonende in Nederland,
GEDAAGDE IN CONVENTIE, hierna ook te noemen: de moeder,
EISERES IN RECONVENTIE,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 16 augustus 2018;
- de producties van de vader;
- het verweer tevens eis in reconventie van de moeder;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 7 september 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder bijgestaan door haar gemachtigde en mevrouw [medewerker] namens de Voogdijraad.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is geboren: [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba (hierna: de minderjarige). De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder heeft van rechtswege het (eenhoofdig) gezag over de minderjarige.
2.2
Partijen zijn op 19 september 2014 via de Voogdijraad een omgangsregeling overeengekomen.
2.3
De moeder heeft de minderjarige uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Aruba en is op 18 maart 2018 met de minderjarige naar Colombia vertrokken zonder de vader op de hoogte te stellen. In Colombia heeft de moeder een vliegticket gekocht en is zij naar Nederland vertrokken om een woning en een studie te regelen met achterlating van de minderjarige en haar ander kind in Colombia.
2.4
De vader heeft 5 maanden niets meer van de minderjarige vernomen. Nadat de vader erachter is gekomen waar de minderjarige in het buitenland verbleef, is hij op 9 augustus 2018 naar Colombia gegaan. De vader is samen met de minderjarige op 15 augustus 2018 naar Aruba teruggekeerd.
2.5
De moeder is inmiddels in Aruba en is van plan om met de minderjarige naar Nederland te verhuizen. De moeder is zwanger van haar derde kind.

3.DE VORDERINGEN VAN PARTIJEN

3.1
De vader vordert in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • de moeder te verbieden met de minderjarige naar het buitenland af te reizen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure;
  • de minderjarige voorlopig aan de vader toe te vertrouwen en toestemming te verlenen de minderjarige weer te registreren in de daartoe bestemde register van de Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister;
  • een dwangsom te bepalen van Afl 500,- voor elke dag of daggedeelte dat de moeder niet aan dit vonnis of bevel voldoet;
  • met veroordeling van de moeder in de kosten van het geding.
3.2
De moeder vordert in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • de moeder toe te staan om met de minderjarige naar Nederland af te reizen; danwel;
  • voor zover nodig de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Nederland te verhuizen;
  • met veroordeling van de vader in de kosten van het geding.

4.DE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

In conventie

4.1
Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige - voordat onderhavig verzoek is ingediend - niet (meer) in Aruba staat ingeschreven, is allereerst aan de orde de vraag of het gerecht rechtsmacht heeft in deze zaak.
4.2
Ingevolge artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (Rv) komt aan de rechter geen rechtsmacht toe, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Van de relevante aanknopingspunten in zaken betreffende minderjarige kinderen moet het zwaarste - en doorgaans doorslaggevend - gewicht worden toegekend aan de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, zijnde het uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (en ook in de opvolger daarvan, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
4.3
Voorshands is voldoende vast komen te staan dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige Aruba betreft. De minderjarige heeft nooit haar gewone verblijfplaats buiten Aruba gehad. Het was nooit de bedoeling dat de minderjarige in Colombia zou gaan wonen. Het feit dat de minderjarige niet meer in Aruba staat ingeschreven doet aan het vorenstaande niet af. Het voorgaande leidt tot de beslissing dat de Arubaanse rechter rechtsmacht toekomt.
4.4
Van spoedeisend belang is op grond van de aard van de zaak en gezien het thans in het geding zijnde belangen van de minderjarige genoegzaam gebleken.
4.5
De moeder oefent op grond van artikel 1:253b van het Burgerlijk Wetboek (BW) van rechtswege alleen het gezag over de kinderen. Op grond van artikel 1:247 lid 1 BW heeft de moeder de plicht en het recht om de kinderen te verzorgen en op te voeden. De vader, als niet gezag dragende ouder, heeft op grond van artikel 1:377a lid 1 BW het recht op en de verplichting tot omgang met de kinderen.
4.6
Het staat de moeder in beginsel vrij haar leven naar eigen goeddunken in te richten en haar woonplaats te kiezen. Omdat zij het eenhoofdig gezag heeft, heeft zij ook de bevoegdheid om over de woonplaats van de minderjarige te beslissen. Die vrijheid wordt echter begrensd door de belangen van de minderjarige, welke niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen.
4.7
Op grond van vaste jurisprudentie dienen bij een verhuizing van een ouder met de kinderen en de daarbij te maken afweging van de belangen van de moeder, de vader en de kinderen, de belangen van de kinderen een eerste overweging te zijn
4.8
Bij de beoordeling van het belang van de minderjarige in het kader van de verhuizing dient naar het oordeel van het gerecht de noodzakelijkheid van de verhuizing op korte termijn in ogenschouw te worden genomen. Het betreft hier een jong kind (drie jaar) die op Aruba geboren en getogen is. Gesteld noch gebleken is dat de minderjarige met zedelijke c.q. lichamelijke ondergang wordt bedreigd ten huize van de vader. Afgezien van het belang bij de moeder om bij haar nieuwe partner in Nederland te zijn en om verder te kunnen studeren, heeft de moeder haar stelling dat het in het belang van de minderjarige is om nu met haar naar Nederland te verhuizen niet althans onvoldoende onderbouwd. De studie van de moeder begint pas in februari 2019. Voorts neemt het gerecht in aanmerking de impact die een dergelijke verhuizing zal hebben op het contact met de vader. Er is niet althans onvoldoende nagedacht door de moeder over de gevolgen voor de minderjarige van de verhuizing en de omgangscontacten met de vader bij een verhuizing. Het contact met de vader zal door de verhuizing zeker worden beperkt. Voorts neemt het gerecht in aanmerking dat onduidelijk is gebleven hoe de moeder in haar levensonderhoud en die van de kinderen zal voldoen gedurende de tijd dat zij nog geen studiefinanciering/uitkering heeft in Nederland. De enkele stelling dat zij genoeg spaargeld heeft en dat haar moeder en stiefvader haar financieel zullen helpen is daartoe onvoldoende. Ook is haar woning in Nederland is nog niet klaar om de minderjarige te kunnen accommoderen.
4.9
Het belang van de minderjarige om in afwachting van een beslissing in de bodemprocedure in Aruba te blijven, weegt - gelet op het vorenstaande - op dit moment zwaarder dan het belang dat de moeder heeft bij haar verhuizing naar Nederland. Het voorgaande brengt met zich dat het gevorderde verbod kan worden toegewezen.
4.1
De vordering om te bepalen dat de minderjarige hangende de bodemprocedure bij de vader verblijft en de vader toestemming te verlenen om de minderjarige in het bevolkingsregister van Aruba in te schrijven is - gelet op alle omstandigheden van het geval en het belang van de minderjarige - ook toewijsbaar.
4.11
Het meer of anders gevorderde wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
In reconventie
4.12
Gelet op hetgeen in conventie is toegewezen, zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
4.13
In de aard van het geding en de relatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

De rechter in dit gerecht:
In conventie:
verbiedt de moeder om met de minderjarige naar het buitenland af te reizen, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist over het verzoek van de vader tot wijziging van het over de minderjarige uit te oefenen ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige;
bepaalt de hoofdverblijfpaats van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba, voorlopig bij de vader indien de moeder naar Nederland verhuist, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist over voornoemd verzoek van de vader;
verleent toestemming om de minderjarige in het daartoe bestemde register van de Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister weer in te schrijven;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie:
wijst de vordering af;
In conventie en in reconventie:
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.D. Angela, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.