ECLI:NL:OGEAA:2018:579

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
232 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens Jouvert Morning met mes

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte op 3 februari 2018 beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft een man tijdens het Jouvert Morning evenement met een mes in zijn zij gestoken. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 18 mei 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara. De officier van justitie, mr. A. Erades, eiste een gevangenisstraf van vijf jaren, maar het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, en achtte poging tot doodslag bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Daarnaast werd er materiële schade van Afl. 676,- en immateriële schade van Afl. 1.500,- toegekend aan de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. Het gerecht oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade en legde een schadevergoedingsmaatregel op van Afl. 2.176,- aan het Land Aruba ten behoeve van de benadeelde partij. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. E.M.D. Angela op 8 juni 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Aruba,
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. A. Erades, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van poging tot moord, zoals primair ten laste is gelegd, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 2.776,-, bestaande uit Afl. 676,- aan materiële schade en Afl. 2.000,- aan immateriële schade en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft, conform de door hem overgelegde pleitaantekeningen, integrale vrijspraak bepleit. Daarnaast heeft de raadsman primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op 3 februari 2018 te Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp voorwerp, in zijn zij, althans lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:259/2:262 juncto artikel 1:119 wetboek van strafrecht
subsidiair, althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen:
Hij op 3 februari 2018 te Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp voorwerp, in zijn zij, althans lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:275/2:276 juncto artikel 1:119 wetboek van strafrecht
meer subsidiair, althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen:
Hij op 3 februari 2018 te Aruba,
opzettelijk mishandelend, [slachtoffer], met een wapen, te weten een mes, althans een scherp voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, in zijn zij, althans heeft gestoken;
artikel 2:273 wetboek van strafrecht.

3.Formele voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsoverwegingen ten aanzien van het primair ten laste gelegde

Is verdachte de persoon geweest die heeft gestoken?
Het gerecht ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] in zijn zij heeft gestoken. Het gerecht beantwoordt deze vraag, anders dan de raadsman, bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van de verklaring van de aangever [slachtoffer], de getuige [getuige 1] en de getuige [getuige 2] stelt het gerecht de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 februari 2018 is [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) samen met zijn vriendin [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en enkele vrienden te San Nicolas om op de “Jouvert Morning” parade te wachten. Een voor hem onbekende man met donkere huidskleur en met een mosterd/bruin kleurige shirtsweater begon met een vriendin van hem genaamd [getuige 3] te discussiëren. Nadat [slachtoffer] voornoemde man aansprak op zijn gedrag, ontstond er een handgemeen tussen beiden. De mannen werden uit elkaar gehaald. De onbekende man zei tegen [getuige 1]:“Your husband dead tonight”. Tegen [getuige 2], die de man herkende als zijnde [verdachte], zei de man: “It aint staying so. He caused me blood. I going kill him”. De man liep vervolgens weg. Op een later moment kwamen [slachtoffer] en [getuige 1] dezelfde man weer tegen. Toen de man [slachtoffer] zag, bracht hij zijn hand naar zijn keel en deed gebaren met zijn wijsvinger. De man begon met zijn wijsvinger in horizontale richting heen en weer te bewegen onder zijn kin terwijl hij [slachtoffer] bleef aanstaren alsof hij liet weten dat [slachtoffer] gedood zal worden. [slachtoffer] en [getuige 1] liepen verder en gingen in de parade dansen. Toen [slachtoffer] op een gegeven moment merkte dat zijn veters los zaten besloot hij uit de parade te stappen. Hij ging op het trottoir staan en zakte door zijn benen om zijn veters vast te binden. [getuige 1] stond op een afstand en hield hem in de gaten. [getuige 1] zag [verdachte] in het zwart gekleed en met een mes in zijn hand naar [slachtoffer] toelopen. Ze schreeuwde “Hey” en zag dat [verdachte] even stopte en in haar richting keek. Vervolgens zag ze dat hij weer richting [slachtoffer] keerde en op hem afging en bij [slachtoffer] aangekomen hem met een mes in zijn rechter zij stak. Ze zag dat het mes besmeurd was met bloed toen hij het mes terugtrok. Ze zag [verdachte] vervolgens door de menigte wegrennen. [slachtoffer], die had gevoeld dat er plotseling iemand tegen hem stootte, had toen hij omhoog keek iemand met een zwarte sweater zien wegrennen. [getuige 1] had tegen [slachtoffer] gezegd dat hij door de man die wegrende gestoken was en dat het de man was met wie hij een handgemeen had gehad.
Verdachte heeft de discussie met [getuige 3] en de daarop volgende ruzie en het handgemeen met de voor hem onbekende [slachtoffer] erkend. Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij in de buurt alwaar de parade was woont, zodat het voor hem makkelijk was om van kleren te wisselen. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat het best mogelijk is dat hij [slachtoffer] die nacht heeft bedreigd. Hij was dronken en boos die avond, aldus verdachte.
De getuige [getuige 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij verdachte voor 100% herkent als zijnde de persoon die op 3 februari 2018 haar vriend [slachtoffer] heeft gestoken, dat zij hem die nacht verschillende keren heeft gezien en gelet op de bedreigingen richting [slachtoffer] naar hem is blijven uitkijken.
Gelet op het voren overwogene in onderlinge samenhang bezien, acht het gerecht wettig en overtuigend n bewezen dat verdachte de persoon is geweest die op 3 februari 2018 met een mes [slachtoffer] in zijn zij heeft gestoken.
Voorwaardelijk opzet
Het gerecht ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer].
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is, hoewel daartoe wel aanknopingspunten zijn, onvoldoende gebleken dat verdachte, op het moment dat hij [slachtoffer] in zijn zij stak, vol opzet had op de dood van [slachtoffer]. Het gerecht ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Vereist is dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit het dossier volgt dat verdachte met een mes een steekwond heeft toegebracht in de rechter zij van [slachtoffer] toen hij in een gebogen houding gezakt door zijn benen bezig was met het vastbinden van zijn veters. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit een plek is waar zich verschillende vitale organen bevinden, waarvan beschadiging de dood tot gevolg kan hebben. Uit de medische gegevens blijkt dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte een hematothorax (bloed in de borstkas) heeft opgelopen. Dit is een ernstige aandoening die levensbedreigend kan zijn. Het gerecht leidt uit dit letsel af dat verdachte met enige kracht heeft gestoken. De kans dat een of meerdere vitale organen onder voornoemde omstandigheden dusdanig geraakt zouden worden dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden, acht het gerecht naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte door onder voornoemde omstandigheden met een enige kracht met een mes in de rechter zij van [slachtoffer] te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor het leven zou laten. Het handelen van verdachte, te weten met een mes zo diep in de zij van [slachtoffer] steken dat hij daarbij een hematothorax heeft opgelopen, kan ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van [slachtoffer], behoudens contra-indicaties waarvan hier niet is gebleken, dat het niet anders kan dan dat hij die kans ook welbewust heeft aanvaard. Het gerecht is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer].
Voorbedachten rade
De vraag waar het gerecht zich vervolgens over dient uit te laten is of er sprake is voorbedachten rade.
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet gehandeld heeft in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de feiten en omstandigheden, zoals reeds door het gerecht vastgesteld, volgt niet dat verdachte een plan had beraamd om [slachtoffer] van het leven te beroven. Hoewel in de eerder geuite bedreigingen door verdachte aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden voor enig vooropgezet plan, acht het gerecht – mede gelet op de omstandigheid dat onbekend is gebleven hetgeen vlak voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan, niet bewezen dat verdachte tevoren daadwerkelijk het plan had opgevat om [slachtoffer] van het leven te beroven. Het gerecht overweegt voorts dat evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad omdat uit het dossier niet kan worden afgeleid wanneer zijn besluit om [slachtoffer] te steken tot stand is gekomen.
Voor het door de officier van justitie geschetste scenario, inhoudende dat verdachte actief opzoek is gegaan naar [slachtoffer] om hem te steken, ziet het gerecht onvoldoende aanknopingspunten in het dossier.
Gelet op het voorgaande is het gerecht, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De tenlastegelegde poging tot moord kan dan ook niet worden bewezenverklaard. Nu, zoals hiervoor reeds overwogen, verdachte naar het oordeel van het gerecht wel voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad acht het gerecht poging tot doodslag bewezen.

5.Bewezenverklaring

Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
hij op 3 februari 2018 te Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,die [slachtoffer] met een mes
, althans een scherp voorwerp,in zijn zij
, althans lichaam,heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 februari 2018 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], agent eerste klasse bij voormeld korps.
1. Bijlage 1:

Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 februari 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk agent eerste klasse en brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever [slachtoffer], - zakelijk weergegeven -:

Op 3 februari 2018 omstreeks 00:30 uur bevond ik mij met mijn vrouw [getuige 1] en een paar vrienden in de binnenstad van Sint Nicolaas om op de “Jouvert Morning” parade te wachten. Ik zag een voor mij onbekende man van donker huidskleur, gekleed in mosterd/bruin kleurige sweater die met een vriendin van ons [getuige 3] begon te discussiëren. Ik ging naar hem toe en zei tegen hem dat wij geen problemen wilden hebben. Terwijl wij aan het bekvechten waren ontstond een handgemeen tussen ons. Wij werden van elkaar verwijderd en de man liep weg. Later die avond kwamen we de man weer tegen. Toen de man mij zag bracht hij zijn hand naar zijn keel en deed gebaren met zijn wijsvinger alsof hij mij liet weten dat ik gedood zal worden. Wij liepen door en gingen met een groep van de parade meelopen. Op een gegeven moment ter hoogte van de Carnaval Village merkte ik dat mijn veters los waren en ging langs de weg staan. Ik zakte in mijn benen om met veters vast te binden. Ik voelde dat iemand tegen mij stootte. Ik keek omhoog en zag iemand door de menigte wegrennen. Hij had een zwarte sweater aan. Mijn vrouw zei toen tegen mij dat die man mij had gestoken en dat het de man betrof waarmee ik die nacht een handgemeen had gehad.Toen ik mijn T-shirt omhoog deed, zag ik dat ik verwond was en ook bloedde. Bij het ziekenhuis deelde de arts mij mede dat de steekwond diep was en ik interne bloeding had.
Een geschrift, te weten
een medische verklaring d.d. 7 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door de behandelende dokter T.F. Peterson, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
First Diagnosis: Hematothorax re basaal na steekverwonding
Other diagnosis: Pneumothorax
Treatment and/or operations: Patiënt is opgenomen ter observatie.
2.
De
verklaring van de getuige [getuige 1]op 18 mei 2018 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik herken de aanwezige verdachte voor 100% als degene die op 3 februari 2018 mijn vriend heeft gestoken. Ik heb hem die nacht verschillende keren gezien en was, gelet op de bedreigingen richting mijn vriend, naar hem aan het uitkijken.
3. Bijlage 2:
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 februari 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1],- zakelijk weergegeven -:
Op 3 februari 2018 bevond ik mij met mijn vriend [slachtoffer] in de binnenstad van San Nicolaas. Ik zag een man met een geel/bruin kleurige shirt naar onze vriendin [getuige 3] toelopen. Hij begon met haar te discussiëren. Op een gegeven moment ontstond een discussie tussen de man en mijn vriend en ze begonnen elkaar te duwen. Nadat ze door anderen uit elkaar werden gehaald ging de man op een afstand staan. Na een tijdje zag ik de man met mijn tante praten. Hij keerde zich om en zei tegen mij: “Your husband dead tonight”, “And you could tell him too, he dead”. Ik liep toen weg. Op een gegeven moment zag ik dat deze man met mijn broer [broer getuige 1] aan het praten was. Hij liep daarna weg. Mijn broer [broer getuige 1] deelde mij toen desgevraagd mede dat de man [verdachte] heet. Daarna terwijl ik en mijn vriend richting de binnenstad liepen kwamen wij de man weer tegen. De man begon zijn wijsvinger in een horizontale houding heen en weer onder zijn kin te bewegen terwijl hij [slachtoffer] bleef aanstaren.Ik vat dit op als een non-verbale vorm van bedreiging met de dood. Wij liepen door en gingen achter een truck in de parade dansen. Bij de Carnaval Village aangekomen raakten de veters van de schoenen van [slachtoffer] los. Hij besloot uit de groep te stappen om zijn veters vast te maken op het trottoir. Ik stond op een afstand en hield hem in de gaten. Op een gegeven moment zag ik [verdachte], nu in het zwart gekleed en met een mes in zijn handen. Hij liep naar [slachtoffer] toe. Ik schreeuwde “Hey” tegen hem. Hij stopte even en keek in mijn richting. Hij keerde zich toen weer om en bij [slachtoffer] aangekomen stak hij [slachtoffer] met het mes in zijn rechterzij. Ik zag hoe het mes besmeurd was met bloed toen hij dit terugtrok. [verdachte] rende toen door de menigte weg.
4. Bijlage 3 :
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 februari 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 2], brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 2],- zakelijk weergegeven -:
Op 3 februari 2018 was ik in de nachtelijke uren in de binnenstad van San Nicolas. Op een gegeven moment zag ik dat mijn schoonbroer bijgenaamd [slachtoffer] met een bekende van mij genaamd [verdachte] aan het worstelen was. Wij hebben hen uit elkaar gehaald. Op een gegeven moment uitte hij tegen mij: “No, it ain’t staying so. He caused me blood. I going kill him.” Ik zag dat de mond van [verdachte] inderdaad aan het bloeden was.
5. De
verklaring van de verdachteop 18 mei 2018 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik had die nacht in San Nicolas met een onbekende man gediscusieerd. Het kan best zijn dat ik die man heb bedreigd. Ik was die nacht boos en dronken. Ik woon in de buurt alwaar de Youvert Morning parade was.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer met kracht met een mes in zijn zij gestoken waarbij hij een hematothorax heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en ernstig letsel veroorzaakt. Het is niet aan verdachte te danken dat het niet veel erger is afgelopen met het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Verdachte is geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt. Het onderhavige feit heeft zich bovendien op de openbare weg tijdens een caranavalsevenement waarbij veel mensen rondlopen afgespeeld.
Bij de strafoplegging heeft het gerecht voorts acht geslagen op de justitiele documentatie betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde kan naar oordeel van het gerecht niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van geruime duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het gerecht na te melden straf passend en geboden.

9.Benadeelde partij

Vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 3.500,-, bestaande uit Afl. 676,- aan materiële schade (annuleringskosten vliegtickets) en Afl. 2.824,- aan immateriële schade.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering tot schadevergoeding met betrekking de materiële schade af te wijzen voor zover het betreft de kosten die gemaakt zijn voor de partner van de benadeelde partij.
Oordeel van het gerecht
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtsstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van Afl. 676,- (Afl. 586,- plus Afl. 90,-). Uit de toelichting ter terechtzitting blijkt dat de geplande vakantie van de benadeelde partij en zijn partner door de opname van de benadeelde partij in het ziekenhuis niet heeft kunnen doorgaan en dat de gestelde annuleringskosten betaald moesten worden. De vordering is met stukken onderbouwd en de hoogte van die schade is niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Immateriële schade
Verder is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade vloeit voort uit de psychische gevolgen die de poging tot doodslag voor hem heeft gehad. De benadeelde partij heeft ter zitting onbetwist verklaard getraumatiseerd te zijn en niet meer op straat te durven lopen. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vaststeld op Afl. 1.500,-.
Ten aanzien van het meer gevorderde wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal het gerecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan het Land Aruba van een bedrag van Afl. 2.176.- ten behoeve van de benadeelde partij. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62 en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van Afl. 2176,- (zegge: tweeduizendhonderzesenzeventig florin), bestaande uit Afl. 676,- aan materiële schade en Afl. 1.500,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van Afl. 2.176,- (zegge: tweeduizendhonderzesenzeventig florin),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 43 (drieënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 8 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Arubaanse strafzaak: Verdachte heeft een man bij “Jouvert Morning” met een mes in zijn zij gestoken. Verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag. Materiële en Immateriële schade toegekend. Straf: Gevangenisstraf van vier jaren.