ECLI:NL:OGEAA:2018:585

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
619 van 2017 en 77 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot moord en vuurwapenbezit in Aruba met onvoldoende onderbouwing van schadevergoeding

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte op 22 juni 2018 veroordeeld voor medeplegen van poging tot moord en vuurwapenbezit. De zaak betreft een schietincident op 14 februari 2017, waarbij de verdachte samen met anderen meerdere keren met vuurwapens heeft geschoten in de richting van een perceel waar zich verschillende personen bevonden. Het gerecht oordeelde dat de verdachte, hoewel niet met zekerheid kon worden vastgesteld of hij zelf heeft geschoten, wel degelijk betrokken was bij de schietpartij en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. Het gerecht stelde vast dat er geen afzonderlijk voorafgaand plan nodig was voor voorbedachten rade, gezien de gekozen handelwijze van de verdachte, die wist dat zijn acties ook de dood van anderen konden veroorzaken. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo (P-2017/08252).
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De officier van justitie, mr. A. Erades, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de in de zaak met parketnummer P-2017/08252 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Ter zake van van het in de zaak met parketnummer P-2016/00741 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van Afl. 5.139,- (ter zake de kosten van de elektriciteitskast) en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Voorts heeft hij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft het woord gevoerd, overeenkomstig zijn aan het gerecht overgelegde pleitnota.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer P-2017/08252:
Feit 1
hij, op 14 februari 2017 omstreeks 01.55 uur, te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf/misdrijven om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], en een of meer andere personen, van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
meermalen met een of meer vuurwapens op en in de richting van de woningen/appartementen op het perceel [adres] heeft geschoten waar voornoemde personen zich op dat moment bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij, op 14 februari 2017 omstreeks 01.55 uur te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om aan een of meer persoon/personen, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], een of meer andere personen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
meermalen met een of meer vuurwapens op en in de richting van de woningen/appartementen op het perceel [adres] heeft geschoten waar voornoemde personen zich op dat moment bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij, op 14 februari 2017 omstreeks 01.55 uur te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], een of meer andere personen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, of met zware mishandeling, of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931 ,
immers heeft hij, verdachte, en/of een van zijn mededaders, toen en aldaar opzettelijk
meermalen met een of meer vuurwapens op en in de richting van de woningen/appartementen op het perceel [adres] geschoten waar voornoemde personen zich op dat moment bevonden;
Feit 2
hij, op 14 februari 2017 omstreeks 01.55 uur te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen., althans alleen,
voorhanden heeft gehad een of meer vuurwapens als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
In de zaak met parketnummer P-2016/00741:
hij op of omstreeks 7 februari 2016 in Aruba al dan niet opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, in bezit of aanwezig heeft gehad.

3.Formele voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak in de zaak met parketnummer P-2016/00741

Met de officier van justitie is het gerecht van oordeel dat de fouillering van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Datgene wat de verbalisant zag, leverde onvoldoende grond op voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Evenmin bestonden er voldoende ernstige bezwaren om de verdachte aan zijn kleding te onderzoeken. Hoewel een dergelijk vormverzuim niet in alle gevallen hoeft te leiden tot bewijsuitsluiting, zal het gerecht de officier van justitie, ten aanzien van dit tenlastegelegde feit, volgen in zijn eis. Het gerecht zal de als gevolg van de onrechtmatige fouillering verkregen verdovende middelen uitsluiten van het bewijs, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.Bewijsoverwegingen in de zaak met parketnummer P-2017/08252

5.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij. Subsidiair heeft de raadsman -kort gezegd- aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen niet de conclusie kan worden getrokken dat sprake is geweest van medeplegen, opzet op de dood en voorbedachten rade.
5.2.
Oordeel van het gerecht
Feiten en omstandigheden
Op 14 februari 2017 omstreeks 01:55 uur is er bij de politie een melding binnengekomen dat men op een auto met kenteken [kentekennummer], die bij het perceel van [adres] geparkeerd stond, had geschoten. Aldaar constateerde de surveillance dat een personenauto van het merk KIA, model Rio, rood van kleur, kenteken [kentekennummer], grote kogel perforaties had. Tevens werd geconstateerd dat zowel de voordeur, de woonkamer en de muur aan de zuidelijke gevel van het westelijke appartement vermoedelijk kogelperforaties hadden. Aan de westelijke gevel van dat appartment werden eveneens twee perforaties waargenomen. Ook constateerde de surveillance een perforatie op de muur net boven het raam van het middelste appartement.
Door de Technische Recherche is op de plaats delict onderzoek gedaan. Uit het BFTO rapport d.d. 30 augustus 2017 volgt dat bij de inrit/uitrit van het perceel [adres 2], zijnde 19,4 meter ten zuiden van het perceel [adres], drie hulzen van het kaliber .40 van het merk Winchester zijn aangetroffen. Voorts zijn vier kogelmantels aangetroffen. De personenauto [kentekennummer] had drie schotbeschadigingen en het perceel [adres] had zeven schotbeschadingen (Het gaat om twee appartementen). De kiosk naast de auto had één schotbeschadiging. Geconcludeerd wordt dat er tenminste 11 schoten in de richting van het perceel [adres] waren afgelost, waarbij gebruikt werd gemaakt van vuurwapens van verschillende kalibers. In ieder geval werd gebruik gemaakt van een pistool van het kaliber .40.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) concludeert in zijn rapport d.d. 12 februari 2018 dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de aangetroffen drie hulzen van het kaliber .40 van het merk Winchester zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen. Het NFI concludeert voorts dat drie van de vier aangetroffen kogelmantels passen bij het kaliber .38 Special of .357 Magnum. Deze drie kogels zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen, aldus het NFI. Uit het rapport van het BFTO d.d. 23 november 2017 volgt dat met een revolver van het kaliber .357 Magnum een revolverpatroon van het kaliber 38. Special kan worden afgeschoten.
Op 26 februari 2017 werd verdachte aangehouden. Bij zijn aanhouding werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen waarin na grondig onderzoek een aantal Whatsapp berichten met stemberichten zijn aangetroffen. Uit Whatsappgesprekken verstuurd op 13 februari 2017 om 15:47 en 15:49 PM tussen verdachte en een zekere ‘Gem’ volgt
dat verdachte erg boos was omdat [slachtoffer 2] (opmerking rechter: bedoeld wordt [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1] de avond ervoor naar Barabar waren gekomen en dat [slachtoffer 2] op hem heeft geschoten.Op 13 februari 2017 om 23:57 PM zegt verdachte tegen Gem:
“We zijn er. Loco pa basha humaaa ki”Om 23:58 PM zegt Gem tegen verdachte:
“Doe geen gekke dingen zodat ze je kunnen opsluiten. (…) Als je schiet moet je schieten zonder dat zij iets kunnen zien en op een manier dat jullie buiten schot kunnen blijven”.Op 14 februari 2017 om 00:11 AM en 00:12 AM zegt verdachte dan tegen Gem:
“Ik reed al verschillende keren voorbij hun. Ze hebben alle buitenlichten uitstaan. Er staat geen auto. Het is alsof ze voelen dat ik voor hun kom. Vandaag zelf. Ik reed verschillende malen voorbij zowel in de auto als op de motorfiets. Ook [getuige 1] en [getuige 2]. Maar het is zwart zwart . Lichten uit.”Op 14 februari 2017 om 02:21 AM, ongeveer 26 minuten na het schietincident, schrijft verdachte aan Gem:
“We hebben op auto, huis en alles geschoten”.
Een minuut later stuurt hij:“Glock 40 en 357 hebben direct geklonken op straat. (…) Wij hebben de auto, huis, appartement tur cnj doorzeeft”.Op 14 februari 2017 om 12:52:21 PM stuurt verdachte naar [getuige 3] het bericht:
“Ik heb het huis en de auto doorzeeft”.
Was verdachte betrokken bij de schietpartij?
Het gerecht ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte betrokken was bij de schietpartij op 14 februari 2017 omstreeks 01:55 uur. Het gerecht beantwoordt die vraag bevestigend. Gelet op de bevindingen van het BFTO en het NFI in combinatie met voornoemde Whatsappgesprekken, kort na het schietincident, waarin wordt gesproken over de objecten waarop is geschoten en het kaliber van beide vuurwapens (
“We hebben op auto, huis en alles geschoten.
Glock 40 en 357 hebben direct geklonken op straat”, ),de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat zij voorafgaand aan het schietincident een conflict met elkaar hebben gehad bij Barabar en het feit dat verdachte vlak voor het schietincident in de buurt was van de betreffende appartementen, concludeert het gerecht dat verdachte, samen met een ander of anderen, betrokken is geweest bij de schietpartij.
Is er door verdachte geschoten?
Hoewel daartoe wel aanknopingspunten in het dossier te vinden zijn kan het gerecht niet met een voldoende mate van zekerheid vaststellen dat er door verdachte kogels zijn afgevuurd. Dit zal het gerecht dan ook in het midden laten.
Voorwaardelijk opzet en medeplegen
Ten aanzien van [slachtoffer 7]
Het gerecht is, gelet op alle feiten en omstandigheden, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet om [slachtoffer 7] (die zich ten tijde van de schietpartij in het westelijke appartement bevond) van het leven te beroven. Het gerecht ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Vereist is dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit het dossier leidt het gerecht af dat in ieder geval twee personen in het donker, op een relatief korte afstand, meerdere (minstens 11) kogels hebben afgevuurd in de richting van de rode Kia Rio en het appartement te [adres], waarin [slachtoffer 7] lag te slapen. Uit de bevindingen van het BFTO volgt dat er is geschoten op een hoogte waar zich glazen van deuren en ramen bevinden, waarachter zich mensen kunnen bevinden. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachten zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat iemand daardoor zodanig ernstig gewond zou raken dat de dood het gevolg zou zijn. Dit geldt des te meer nu is geschoten op een tijdstip waarop mensen zich normaliter thuis bevinden. Het is een feit van algemene bekendheid dat schotwonden vaak de dood tot gevolg hebben. Dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geschoten acht het gerecht niet van belang, nu uit de Whatsappgesprekken volgt dat er sprake was van een gezamenlijk plan van de verdachten om met vuurwapens naar het perceel toe te rijden, aldaar bij het perceel rond te rijden om te kijken of er mensen aanwezig zijn en aldaar meerdere kogels af te vuren. Op grond van het voorgaande oordeelt het gerecht dan ook dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het gerecht ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Anders dan de officier van justitie is gerecht van oordeeld dat het opzet van de verdachte op de dood van de overige in de tenlastelegging opgenomen personen niet kan worden bewezen. Uit het dossier en het onderzoek ter terechzitting, in het bijzonder de verklaring van [getuige 4] ter terechtzitting van 1 juni 2018, volgt dat, behoudens [slachtoffer 7], zich geen personen bevonden in de twee appartementen waarop is geschoten.
Voorbedachten rade
De vraag waar het gerecht zich vervolgens over dient uit te laten is of er ten aanzien het onder 1 primair tenlastegelegde feit, sprake is van poging tot moord dan wel poging tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring van poging tot moord te komen is het noodzakelijk dat sprake is geweest van voorbedachten rade.
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet gehandeld heeft in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht het gerecht in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Uit de aangetroffen Whatsappgesprekken in de telefoon van verdachte in combinatie met de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] leidt het gerecht af dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 13 februari 2017 een conflict hebben gehad met verdachte bij Barabar en dat verdachte boos was omdat er op hem is geschoten vanuit een rode Kia Rio. Volgens verdachte zaten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in die auto. Uit de Whatsappgesprekken in de telefoon van verdachte volgt verder dat tussen verdachte en Gem wordt besproken over hoe verdachte het beste kan schieten (
“ Als je schiet moet je schieten zonder dat zij iets kunnen zien en op een manier dat jullie buiten schot kunnen blijven”).Vervolgens is verdachte in de avond/nacht van 13 februari 2017 op 14 februari 2017 verschillende keren naar het perceel alwaar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden wonen gereden en zag daar geen auto staan. Het is alsof [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het gevoel hadden dat hij, vandaag, voor hen zou komen, aldus verdachte in zijn Whatsapp. Verdachte reed verschillende malen langs, zowel in de auto als op de motorfiets. Ook [getuige 1] en [getuige 2] reden langs. Het is echter donker en de lichten zijn uit, aldus verdachte in zijn Whatsapp. Zoals reeds overwogen is op 14 september 2017 omstreeks 01:55 uur daadwerkelijk door verdachte en zijn medeverdachte(n) geschoten. Op dat moment staat de rode Kia Rio, waarvan verdachte weet dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hier gebruik van maken, wel voor voornoemd perceel.
Het gerecht leidt uit het vorenstaande af dat de verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad zich te beraden op de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Hoewel de verdachte niet de intentie had om [slachtoffer 7] van het leven te beroven, heeft hij geen enkele maatregel genomen om bij de tenuitvoerlegging van het plan van hem en zijn medeverdachte(n), inhoudende het afvuren van kogels in de richting van de auto en de betreffende appartementen alwaar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden wonen, te beletten dat anderen door de kogels zouden worden geraakt. Een afzonderlijk voorafgaand plan om ook [slachtoffer 7] van het leven te beroven is onder deze omstandigheden niet vereist om ten aanzien van hem aan te nemen dat sprake is geweest van voorbedachten rade. De verdachten hebben een middel en een handelwijze gekozen, waarvan hij weet dat het tevens de dood van anderen kan veroorzaken.
Het gerecht is dan ook van oordeel dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft gehandeld met voorbedachten rade en acht het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer 7] bewezen. Tevens acht het gerecht bewezen dat verdachte, tezamen in vereniging met zijn medeverdachte(n), vuurwapens voorhanden heeft gehad.

6.Bewezenverklaring

Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
In de zaak met parketnummer P-2017/08252:
Feit 1 Primair
hij, op 14 februari 2017 omstreeks 01.55 uur, te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf
/misdrijvenom opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6],[slachtoffer 7],
en een of meer andere personen,van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
meermalen met
een of meervuurwapens op en in de richting van de
woningen/appartementen op het perceel [adres] heeft geschoten waar voornoemde perso
on
enzich op dat moment bevond
ten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij, op 14 februari 2017 omstreeks 01.55 uur te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
voorhanden heeft gehad
een of meervuurwapens als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

7.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

8.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer P-2017/08252:
1. Primair: Medeplegen van poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 2:262 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening juncto artikel 1:123 van het wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

9.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

10.Oplegging van straf

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op het slachtoffer [slachtoffer 7], door meermalen kogels in de richting van zijn appartment te schieten. Dat het slachtoffer [slachtoffer 7] hierbij niet is gewond geraakt dan wel dodelijk is getroffen in zijn appartement, is een gelukkig toeval geweest en is niet aan verdachte te danken. Slachtoffers van dergerlijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Een poging tot het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit en zo onaanvaardbaar dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het gerecht rekent het verdachte bovendien in het bijzonder aan dat het feit zich heeft afgespeeld op de openbare weg.
Verdachte heeft daarnaast, samen met zijn mededader(s), vuurwapens voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals ook in deze zaak is gebleken. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Naar oordeel van het gerecht kan gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Als strafverhogende omstandigheid neemt het gerecht in aanmerking dat verdachte, zo blijkt uit het justitieel documentatieregister, eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Alles afwegende acht het gerecht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de omstandigheid dat het gerecht ten aanzien van het in de zaak met parketnummer P-2017/08252 onder 1 primair tenlastegelegde feit minder bewezen acht dan de officier van justitie, zal het gerecht een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Verder heeft het gerecht bij de strafmaat rekening gehouden met de dagen die verdachte ten onrechte in de politiecel heeft doorgebracht.

11.Benadeelde partij

In de zaak met parketnummer P-2017/08252 heeft de benadeelde partij [benadeelde partij] zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake materiële schade. Deze bedraagt Afl. 13.526,21, bestaande uit Afl. 7.230,29 voor de reparatie van de rode auto van het merk KIA, model Rio, Afl. 1.156,- voor reparatie van een elektriciteitskast en Afl. 5.139,- voor reparatie van haar appartementen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Het gerecht is echter van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, zondere nadere onderbouwing, niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de proceskosten zal het gerecht bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4 omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
acht (8) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk in haar vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 22 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Arubaanse strafzaak: Een afzonderlijk voorafgaand plan om 1 van de inwoners van het leven te beroven is onder zekere omstandigheden niet noodzakelijk voor voorbedachten rade gezien de handelwijze gekozen door verdachte, waarvan hij weet dat het tevens de dood van anderen kan veroorzaken, namelijk het schieten vanuit een auto op een perceel en auto. Dat niet voldoende vast staat wie heeft geschoten is niet van belang. Wel sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte veroordeeld voor medeplegen poging moord en vuurwapenbezit. Vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard door onvoldoende onderbouwing. Straf: Gevangenisstraf van 8 jaren.