ECLI:NL:OGEAA:2018:607

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201802579
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van beslag in kort geding tussen ex-echtelieden met alimentatieverplichtingen

In deze zaak, die op 3 oktober 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, een ex-echtgenoot, de opheffing van een executoriaal beslag dat was gelegd op zijn salaris ten behoeve van de alimentatiebetalingen aan zijn ex-echtgenote, gedaagde. Eiser was verplicht om Afl. 300,- per kind per maand te betalen, maar had een achterstand van twee maanden laten ontstaan. Eiser stelde dat er geen achterstand meer bestond en dat hij zwaarwegende belangen had bij de opheffing van het beslag, omdat dit zijn financiële situatie negatief beïnvloedde.

Gedaagde, vertegenwoordigd door haar advocaat, voerde verweer en stelde dat eiser onregelmatig had betaald en dat het beslag noodzakelijk was om haar alimentatierechten te waarborgen. Het gerecht overwoog dat er geen reden was om aan te nemen dat gedaagde misbruik maakte van haar executiebevoegdheid. De rechter concludeerde dat het beslag gerechtvaardigd was, gezien de eerdere betalingsachterstand van eiser en het feit dat het beslag ervoor zorgde dat de alimentatiebetalingen op tijd werden voldaan.

Uiteindelijk wees het gerecht de vorderingen van eiser af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de rechter benadrukte dat de belangen van beide partijen in overweging waren genomen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 3 oktober 2018
Behorend bij K.G. AUA201802579
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
hierna te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de producties zijdens [gedaagde];
- de akte en nadere producties zijdens [eiser];
- de pleitnota zijdens [gedaagde];
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 20 september 2018.
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn ex-echtelieden. Zij hebben samen twee kinderen. Krachtens de beschikking van het gerecht van 13 december 2007, EJ 3295/07 is [eiser] [gedaagde] Afl. 300,- per kind per maand aan alimentatie verschuldigd.
2.2 [
eiser] heeft een achterstand in de alimentatiebetalingen laten ontstaan die per eind januari 2017 twee maanden bedroeg.
2.3 [
eiser] is in dienst van het Land Aruba en werkzaam bij Korps Politie Aruba. Op 7 februari 2017 is op verzoek van [gedaagde] onder het Land Aruba executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van [eiser].
2.4
Bij brief van 18 augustus 2018 heeft [eiser] [gedaagde] verzocht het aldus gelegde beslag op te heffen. Daaraan heeft [gedaagde] geen gevolg gegeven.

3.DE VORDERING

3.1 [
eiser] vordert primair dat het gerecht het gelegde beslag met onmiddellijke ingang opheft en subsidiair dat het gerecht [gedaagde] gelast om binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis het beslag op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiser] heeft daartoe aangevoerd dat hij slechts eenmaal een achterstand van twee maanden in de alimentatiebetalingen heeft laten ontstaan, dat thans geen achterstand meer bestaat en dat hij zwaarwegende belangen heeft bij de opheffing van het beslag.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vorderingen van [eiser] strekken tot opheffing van een executoriaal loonbeslag. Voor opheffing van een executoriaal beslag kan aanleiding bestaan, indien een beslaglegger misbruik zou maken van zijn executiebevoegdheid. Dat kan het geval zijn, indien enerzijds de desbetreffende beslaglegger geen redelijk belang heeft bij voortzetting van de executie en de beslagene anderzijds door de executie onredelijk wordt gedupeerd.
4.2
In het door [eiser] aangevoerde ziet het gerecht voorshands geen grond voor het oordeel dat [gedaagde] geen redelijk belang heeft bij het voortduren van het beslag. Daartoe overweegt het als volgt. Zoals hiervoor onder 2.2 is vermeld, bestond ten tijde van de beslaglegging een achterstand in de betaling van alimentatie van twee maanden. De betaling van alimentatie verliep, voorafgaand aan de beslaglegging, door tussenkomst van de Voogdijraad. Ter zitting heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat [eiser] onregelmatig betaalde, waardoor zij regelmatig niet voor het begin van de maand de voor die maand verschuldigde alimentatie ontving. Steun voor deze stelling kan ook worden gevonden in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd. Zo heeft hij in het verzoekschrift en ter zitting verklaard dat de Voogdijraad tussen 21 december 2016 en 8 januari 2017 gesloten was, zodat hij op 21 december 2016 voor een dichte deur kwam te staan toen hij de alimentatie voor de maand december 2016 wilde gaan betalen. Omdat hij na 8 januari 2017 echter onvoldoende geld had om alsnog te betalen, is hij eerst eind januari 2017 naar de Voogdijraad gegaan om de alimentatie voor de maanden december 2016 en januari 2017 te betalen, aldus [eiser]. Dat thans geen achterstand meer bestaat in de alimentatiebetalingen, zoals [eiser] heeft aangevoerd, geeft geen grond voor een ander oordeel. Juist op grond van het beslag wordt de verschuldigde alimentatie maandelijks ter betaling aan [gedaagde] ingehouden op het loon van [eiser], zodat hangende het beslag geen achterstand meer kan ontstaan.
4.3
In het door [eiser] aangevoerde ziet het gerecht voorshands evenmin grond voor het oordeel dat [eiser] met het voortduren van het beslag onredelijk wordt gedupeerd. Daartoe overweegt het als volgt. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat en waarom hij omwille van het gelegde beslag niet in aanmerking komt voor een lening voor de aanschaf van een televisie, ijskast en airco, waartoe hij gehouden is omdat de oude apparaten na een stroomonderbreking beschadigd zijn geraakt.
Voorts heeft [eiser] aangevoerd dat het beslag in de weg staat aan de verkrijging van een verklaring van geen bezwaar van de Veiligheidsdienst van Aruba. Een zodanige verklaring is elke drie jaar vereist voor de uitgifte van een
badgemet een geldigheidsduur van drie jaar door de Aruba Airport Authority’s N.V., zonder welke hij zijn werkzaamheden als specialist bij de grenspolitie niet kan uitoefenen, aldus [eiser]. Naar het oordeel van het gerecht heeft [eiser] evenwel onvoldoende onderbouwd dat en waarom het beslag in de weg staat aan de verkrijging van voormelde verklaring van geen bezwaar en daarmee een
badge. Zo heeft [eiser] de stelling dat een alimentatiebeslag voor het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar een afwijzingsgrond is niet nader toegelicht. In dit verband neemt het gerecht nog het volgende in aanmerking. Nu de geldigheidstermijn van de huidige
badgevan [eiser] op 1 november 2018 verloopt, heeft hij kennelijk op 1 november 2015 zodanige
badgeuitgereikt gekregen. Op dat moment lag er beslag op zijn salaris, eveneens op verzoek van [gedaagde] ter executie van voormelde beschikking van het gerecht van 13 december 2007. Dat, zoals [eiser] desgevraagd ter zitting heeft verklaard, aan hem destijds een tijdelijke
badgeis uitgereikt, in afwachting van de uitkomst van het door hem met het oog op uitgifte van een zodanige
badgeaanhangig gemaakt kort geding tot opheffing van dat beslag, dat heeft geleid tot het vonnis van het gerecht van 12 februari 2016, K.G. 102 van 2016 waarbij dat beslag is opgeheven, acht het gerecht niet aannemelijk. Indien dat het geval was geweest, had het voor de hand gelegen dat [eiser] dit belang in die procedure had aangevoerd ter onderbouwing van zijn verzoek om opheffing van het beslag. Uit de stukken valt echter niet af te leiden dat hij dat heeft gedaan, maar dat hij als belang heeft aangevoerd een consolidatielening bij de bank te kunnen aangaan.
4.4
De conclusie is dat [gedaagde] geen misbruik maakt van haar executiebevoegdheid. Gelet op het hiervoor onder 4.1 weergegeven toetsingskader, brengt dit met zich dat de vorderingen voor afwijzing in aanmerking komen.
4.5
Nu partijen ex-echtelieden zijn, zullen de kosten van de procedure tussen partijen worden gecompenseerd, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.