ECLI:NL:OGEAA:2018:609

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201802839
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen broer en zus over onroerend goed

In deze zaak, die op 3 oktober 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H.J. Kock, de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde, vertegenwoordigd door mr. David G. Kock, was gelegd op een deel van haar onroerend goed. De partijen zijn broer en zus en zijn elk eigenaar van aan elkaar grenzende percelen in Westpunt. Eiseres had haar onroerend goed op 29 augustus 2018 verkocht, maar gedaagde had op dat moment beslag gelegd op een gedeelte van het perceel van eiseres. Eiseres stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat gedaagde geen vordering op haar had en dat zij een boete zou verbeuren als het beslag niet werd opgeheven.

Tijdens de procedure werd het verloop van de zaak besproken, inclusief de ingediende stukken en de mondelinge behandeling. Eiseres voerde aan dat het beslag haar belemmert om onbezwaard te leveren aan de koper, terwijl gedaagde stelde dat er mondelinge afspraken waren gemaakt over het beslagen perceel. Het gerecht oordeelde dat gedaagde zijn stelling onvoldoende had onderbouwd en dat er summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van het door gedaagde ingeroepen recht. Bovendien had eiseres een spoedeisend belang bij de opheffing van het beslag, omdat de koper aanspraak maakte op een boete indien het perceel niet onbezwaard kon worden geleverd.

Het gerecht besloot de vordering van eiseres toe te wijzen, het beslag op te heffen en gedaagde in de kosten van de procedure te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.M. Vanwersch en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 3 oktober 2018
Behorend bij K.G. AUA201802839
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres]
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. David G. Kock.

1.DE PROCEDURE(IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE)

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 11 september 2018;
- de brief van 18 september 2018 aan de zijde van gedaagde;
- de pleitnota’s van beide gemachtigden;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 19 september 2018.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn broer en zus.
2.2
Partijen zijn elk eigenaar van aan elkaar grenzende eigendomspercelen in Westpunt.
Eisers is eigenares van perceelnummer [perceelnummer 1] registratienummer [registratienummer 1].
Gedaagde is eigenaar van perceel [perceelnummer 2], registratienummer [registratienummer 2].
Aan beide percelen grenst het perceel met nummer [perceelnummer 3], dat eiseres in 2009 in eigendom heeft verkregen.
2.3
Op 29 augustus 2018 heeft eiseres haar onroerend goed verkocht en geleverd. De levering is op 30 augustus 2018 om 13.45 uur in het kadaster ingeschreven.
Gedaagde bleek op dat moment conservatoir beslag te hebben gelegd op 174m2 van het grotere perceel van 464m2, kadastraal bekend als [nummer] Afdeling, Sectie [letter], nummer [perceelnummer 3], dat eiseres in eigendom toebehoort.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het conservatoir beslag van 30 augustus 2018 op 174m2 van het perceel [perceelnummer 3] op te heffen, althans gedaagde te veroordelen binnen 24 uur na dit vonnis dit beslag op te heffen op straffe van een dwangsom van Afl. 100.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde nalatig blijft aan dit vonnis te voldoen, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat het beslag onrechtmatig is jegens haar, omdat gedaagde geen vordering op haar heeft. Bovendien kan eiseres niet onbezwaard leveren aan de koper en zal zij een boete van 10% van de verkoopsom verbeuren indien het beslag niet opgeheven wordt.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Krachtens het bepaalde in artikel 705 Wetboek van Rechtsvordering kan de voorzieningenrechter die het verlof tot het beslag heeft gegeven, het beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen, onder meer op grond van de in lid 2 van dat artikel genoemde opheffingsgronden. De opheffing wordt onder meer uitgesproken indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
4.2
Gedaagde stelt dat hij en eiseres mondelinge afspraken hebben gemaakt ten aanzien van het deel van perceel [perceelnummer 3] waarop hij beslag heeft gelegd. Eiseres betwist dat er sprake is van een mondelinge afspraak tussen haar en gedaagde met betrekking tot het perceel van 174m2.
4.3
Naar het voorlopige oordeel van het gerecht heeft gedaagde zijn stelling dat tussen hem en eiseres een mondelinge koopovereenkomst is gesloten ten aanzien van het beslagen perceel, niet dan wel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het lag op zijn weg om concreet aan te geven wanneer deze overeenkomst tot stand zou zijn gekomen en wat de essentialia van deze overeenkomst zijn. Daar komt bij dat eiseres sinds 2009 eigenaresse is van perceel [perceelnummer 3] en gesteld noch gebleken is dat gedaagde ooit aanspraak heeft gemaakt op nakoming van de pretense overeenkomst. Echter, zelfs indien tussen partijen een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen rond 2009, is de vordering tot nakoming inmiddels verjaard. Het gerecht is dan ook vooralsnog van oordeel dat thans summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door gedaagde ingeroepen recht.
4.4
Nu eiseres bovendien onweersproken heeft gesteld dat de koper aanspraak maakt op de bedongen boete verbeurd, indien zij het verkochte perceel niet op korte termijn onbezwaard kan leveren, heeft zij bovendien een spoedeisend belang bij de opheffing van het conservatoire beslag. De vordering wordt dan ook toegewezen.
4.5
Gedaagde wordt nu hij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De voorzieningenrechter
5.1
heft het conservatoir beslag van 30 augustus 2018 op 174m2 van het perceel [perceelnummer 3] per direct op;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eisers worden begroot op Afl. 750,00 aan griffierecht, Afl. 227,90 aan explootkosten en Afl. 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch. rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.