ECLI:NL:OGEAA:2018:610

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201801640
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing van beslag op onroerend goed

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de erven van een overleden persoon (hierna: de erflater) een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Kong Hing Wholesale N.V. De erven vorderen de opheffing van een conservatoir beslag dat door Kong Hing is gelegd op een perceel dat toebehoorde aan de erflater. Het beslag werd gelegd in 2002, maar de erven hebben pas recent kennisgenomen van het bestaan ervan. De erven stellen dat het beslag onterecht is, omdat de vordering waarvoor het beslag is gelegd inmiddels niet meer bestaat. Kong Hing heeft verweer gevoerd en stelt dat de vordering nog steeds bestaat.

Tijdens de zittingen op 6 juli en 14 september 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de erven gezamenlijk de erfgenamen zijn van de erflater en dat het beslag op het perceel in Aruba is gelegd. De rechter heeft ook vastgesteld dat er geen recente actie is ondernomen door Kong Hing met betrekking tot het beslag, wat de erven in hun vordering ondersteunt.

De rechter heeft geoordeeld dat het beslag moet worden opgeheven, omdat de vordering waarvoor het beslag is gelegd niet meer bestaat en omdat het beslag de erven ernstig beperkt in hun eigendomsrechten. Kong Hing is veroordeeld in de proceskosten van de erven. Het vonnis is uitgesproken op 3 oktober 2018 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 3 oktober 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201801640
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eisers]
gevestigd in Aruba,
eisers,
hierna ook te noemen: de erven,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters,
tegen:
de naamloze vennootschap
KONG HING WHOLESALE N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Kong Hing,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak in eerste termijn ter terechtzitting van 6 juli 2018, en de voortzetting daarvan in tweede termijn ter terechtzitting van 14 september 2018.
1.2
De erven en Kong Hing zijn telkens ter zitting verschenen bij hun respectieve gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van een overgelegde pleitnota voorzien van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
De erven vorderen dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Kong Hing beveelt om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de in opdracht van haar op 23 juli 2002 ten laste van wijlen [erflater] (hierna: de erflater) gelegde (executoriale) beslag op de hierna vermelde thans aan de erven in (gemeenschappelijke) eigendom toebehorende perceel (en het daarop gebouwde) op te heffen en voor zover nodig Kong Hing beveelt om het beslag in de openbare registers door te (laten) halen, kosten rechtens.
2.2
Kong Hing voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door de erven verzochte.

3.DE BEOORDELING

3.1.1
Vast staat tussen partijen het volgende. [erfgenaam1], [erfgenaam2] en [erfgenaam3] zijn de gezamenlijke erven van de erflater. Kong Hing heeft op 23 juli 2002 ten laste van de erflater conservatoir beslag laten leggen op het op dat moment aan de erflater in eigendom toebehorende perceel en de daarop gebouwde woning gelegen in Aruba te [adres] (hierna: het perceel). Bij vonnis no. 1506 van dit Gerecht van 11 december 2002 is de erflater bij verstek veroordeeld om Afl. 14.097,-- te betalen aan Kong Hing, en is het beslag van waarde verklaard. Voormeld beslag is daardoor van rechtswege executoriaal van karakter geworden (hierna: het beslag).
3.1.2
De erflater is overleden op 22 november 2014. Sindsdien behoort het perceel in gemeenschappelijke eigendom toe aan de erven. Eerst verleden jaar hebben de erven kennis genomen van het beslag, en hebben zij ter verkrijging van inlichtingen dienaangaande contact opgenomen met Kong Hing. Kong Hing weigert het beslag op te heffen.
3.2
Het beroep op verjaring van de beweerdelijke vordering van Kong Hing op thans de erven miskent dat die vordering heeft geleid tot voormeld vonnis, krachtens welke Kong Hing een nog niet verjaarde executoriale titel heeft verkregen. Het verjaringsberoep is daarom ongegrond.
3.3
In het licht van vorenstaande hebben de erven niet of onvoldoende bestreden gesteld dat de vordering waarvoor het beslag was gelegd en tot betaling waarvan de erflater is veroordeeld niet meer voorkomt in de boeken van Kong Hing, en dat Kong Hing niet of niet langer op de hoogte was van het (bestaan van) het beslag totdat de erven haar benaderden ter verkrijging van inlichtingen daarover. Voorts hebben de erven onbestreden gesteld dat er nooit een grosse van voormeld vonnis is verstrekt aan Kong Hing. Op grond van die omstandigheden wordt het voorshands aannemelijk geoordeeld dat de vordering/verbintenis waarvoor beslag is gelegd op enig in het verleden gelegen moment teniet is gegaan, hetgeen met zich brengt dat het beslag moet worden opgeheven. Daar komt het volgende nog bij.
3.4
Uit voormelde omstandigheden en het gegeven dat Kong Hing al ruim 16 jaar niets heeft gedaan met het beslag en daarvoor geen afdoende verklaring heeft gegeven volgt dat - en de erven hebben zich ter zitting terecht op dat standpunt gesteld - van het onnodige van het beslag is gebleken. Ook om die reden moet het beslag (op de voet van het tweede lid van artikel 705 Rv) worden opgeheven.
3.5
De vorderingen van de erven zullen worden toegewezen als na te melden, omdat bij de hiervoor geschetste stand van zaken in een bodemprocedure met grote mate van zekerheid een gelijk oordeel valt te verwachten. Alle overige stellingen van partijen kunnen, wat van de inhoud daarvan ook zij, onbesproken blijven.
3.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van Kong Hing bij afwijzing van het door de erven verzochte ten opzichte van de belangen van de erven bij toewijzing daarvan. Dit temeer omdat de erven door het beslag ernstig worden beperkt in de vrije uitoefening van hun gemeenschappelijke eigendomsrechten met betrekking tot het perceel, en dat terwijl Kong Hing tot voor kort niet eens van het bestaan van het beslag op de hoogte was.
3.7
Kong Hing zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de erven, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 221,80 =) Afl. 671,80 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt Kong Hing om binnen twee dagen na de betekening aan haar van dit vonnis de in opdracht van Kong Hing op 23 juli 2002 ten laste van wijlen [erflater] gelegde beslag op het Aruba te [adres] gelegen perceel en de daarop gebouwde woning op te heffen en dat beslag (voor zover nodig) in de openbare registers door te (laten) halen;
-veroordeelt Kong Hing in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de erven, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 671,80 aan verschotten en
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 3 oktober 2018.