ECLI:NL:OGEAA:2018:641

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
351 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met bedreiging met geweld in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1999 en wonende in Aruba, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een diefstal met geweld. De verdachte had haar luchtdrukpistool laten gebruiken door een medeverdachte tijdens een overval op 24 maart 2018, waarbij twee tassen werden weggenomen van twee aangeefsters. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, omdat haar bijdrage niet van voldoende gewicht was. Het Gerecht oordeelde dat het bewijs tekortschiette voor het primair ten laste gelegde, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan de diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het Gerecht hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/03284.
Zaaknummer: 351 van 2018
Uitspraak: 26 oktober 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [adres],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. C.J. Hart, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij,
op of omstreeks 24 maart 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee tassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1] en [aangeefster 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en dit vuurwapen op het lichaam van die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] heeft/hebben gericht en gericht gehouden;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
[medeverdachte 1]
op of omstreeks 24 maart 2018 in Aruba
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee tassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1] en [aangeefster 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en dit vuurwapen op het lichaam van die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] heeft/hebben gericht gehouden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 maart 2018 in Aruba medeplichtig is geweest door het opzettelijk
- behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf en
- verschaffen van gelegenheid en middelen tot het plegen van het misdrijf,
welke (opzettelijke) uitlokking of medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte
- aan die [medeverdachte 1] een vuurwapen heeft verschaft en/of
- vervolgens op de uitkijk heeft gestaan;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
zij
op of omstreeks 24 maart 2018 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, als omschreven in artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk voorwerpen, te weten een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een auto, voorhanden heeft/hebben gehad;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
zij
op of omstreeks 24 maart 2018 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad een vuurwapen, althans alleen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen (waaronder de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten afgelegd bij de politie) blijkt het volgende. De verdachte woont samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] en was samen met de twee medeverdachten in haar woning toen gesproken werd over het plegen van een roofoverval. Het Gerecht heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat de verdachte degene is geweest die met het plan om iemand te beroven is gekomen. Op een gegeven moment is akkoord gegaan om iemand op straat te gaan beroven als de gelegenheid zich voordoet. Aan de medeverdachte [medeverdachte 1] is een luchtdruk pistool dat in de woning van de verdachte lag (toebehorende aan de verdachte) meegegeven. Zij zijn toen rond gaan rijden. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft als bestuurder opgetreden. Op een gegeven moment zijn zij de twee aangeefsters tegen gekomen. Besloten is toen om de twee meisjes te beroven. Onduidelijk is gebleven wie dat besloten heeft. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft toen de auto gestopt en de medeverdachte [medeverdachte 1] is vervolgens met het luchtdruk pistool uitgestapt en is richting de aangeefsters gegaan. De aangeefsters zijn met het luchtdruk pistool bedreigd, waarna de medeverdachte [medeverdachte 1] hun tassen heeft afgepakt en naar de auto terug is gerend. De medeverdachte [medeverdachte 2] is op de uitkijk gebleven en is in de auto op de medeverdachte [medeverdachte 1] blijven wachten. Na het instappen van de medeverdachte [medeverdachte 1] is de medeverdachte [medeverdachte 2] naar zijn huis gereden. De geldbedragen die in de tassen zijn gevonden zijn tussen de medeverdachten verdeeld. De verdachte heeft toen een plastic zak gegeven om de gestolen tassen in te doen, waarna zij weer op stap zijn gegaan met achterlating van de tassen. Zij werden daarna door de politie aangehouden.
Het Gerecht ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten afgelegd bij de politie te twijfelen. De verklaringen zijn op de hoofdlijn consistent.
Naar het oordeel van het Gerecht is de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken van handelingen van de verdachte waardoor zij, door nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, als medepleger van de roofoverval kan worden aangemerkt.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1]
op ofomstreeks 24 maart 2018 in Aruba
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee tassen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangeefster 1] en [aangeefster 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan envergezeld
en gevolgdvan
geweld enbedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden engemakkelijker te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk
geweld enbedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s)[medeverdachte 1] voornoemdeen
vuurwapen, althans eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp
,heeft
/hebbengetoond aan die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en dit vuurwapen op het lichaam van die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] heeft
/hebbengericht gehouden,
welk feit verdachte op of omstreeks 24 maart 2018 in Aruba opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid of middelen,
althanstot
en/of bijhet plegen van welk misdrijf verdachte
op ofomstreeks 24 maart 2018 in Aruba medeplichtig is geweest door het opzettelijk
- behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf en-
- verschaffen van
gelegenheid enmiddelen tot het plegen van het misdrijf,
welke
(opzettelijke
) uitlokking ofmedeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte
- aan die [medeverdachte 1] een vuurwapen heeft verschaft
en/of
- vervolgens op de uitkijk heeft gestaan.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal en/of schrijffouten of ommissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan (het medeplegen van) een diefstal met bedreiging met geweld is vereist dat de verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot dan wel opzettelijk behulpzaam is geweest bij het (mede)plegen van die diefstal met geweld. Het opzet van de verdachte moet daarbij niet alleen zijn gericht op het verschaffen van die gelegenheid, middelen of inlichtingen, maar ook – al dan niet in voorwaardelijke zin – op het misdrijf van de dader(s).
Vastgesteld is dat in de woning van verdachte over het plegen van een roofoverval als de gelegenheid zich voordoet is gesproken, dat zij daarbij aanwezig was en dat zij met de medeverdachten daarna rond is gaan rijden. De verdachte heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] haar luchtdruk pistool laten gebruiken om de onderhavige roofoverval te plegen.
Naar het oordeel van het Gerecht kunnen voornoemde omstandigheden redengevend worden geacht voor het bewijs van de aan de verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij de artikelen 2:289, 2:291 en 1:124 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een roofoverval gepleegd door de twee medeverdachten, waarbij twee meisjes met haar luchtdruk pistool zijn bedreigd en hun tassen zijn afgepakt. Dit feit moet voor de aangeefsters een angstige en schokkende ervaring zijn geweest. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurig de (psychische) gevolgen hiervan ondervinden. Verder veroorzaken feiten zoals deze niet alleen gevoelens van angst bij de directe slachtoffers ervan, maar versterken zij ook gevoelens van onveiligheid in de Arubaanse samenleving. Het Gerecht rekent het verdachte aan, dat zij bij het plegen van dit strafbaar feit niet stil heeft gestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Het Gerecht houdt ook rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en met de justitiële documentatie betreffende de verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan een misdrijf schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:62 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
(12) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
vijf (5) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
twee (2) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 26 oktober 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.