ECLI:NL:OGEAA:2018:645

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201801039
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende kinderalimentatie

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzoekt de Voogdijraad de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 445,- voor de verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind, geboren in 2002. De vader, die in persoon procedeert, heeft de minderjarige erkend en is wettelijk verplicht om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding. De moeder van het kind, die ook als belanghebbende is aangemerkt, heeft de kosten van de minderjarige vastgesteld op Afl. 889,99,- per maand, terwijl het gerecht als richtsnoer Afl. 650,- hanteert voor kinderen van 12 jaar en ouder.

Tijdens de zitting op 4 september 2018 zijn zowel de vader als de moeder verschenen, en de vader heeft aangegeven dat hij bereid is Afl. 200,- per maand bij te dragen. Het gerecht heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op Afl. 890,- per maand, rekening houdend met de noodzakelijke kosten voor verzorging en opvoeding. De draagkracht van de moeder is vastgesteld op nihil, terwijl de vader een inkomen van Afl. 700,- per maand als automonteur heeft opgegeven, wat door de moeder wordt betwist.

Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat de vader in staat is om een bijdrage van Afl. 200,- per maand te betalen, met ingang van 1 oktober 2018. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur en openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.

Uitspraak

Beschikking van 16 oktober 2018
behorend bij E.J. nr. AUA201801039.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[verweerder],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbende:
[naam moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 17 april 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van de zaak op 4 september 2018, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig was [raadonderzoeker] en dat de moeder en de vader in persoon zijn verschenen.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.De vader heeft de minderjarige erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 445,- ingaande 1 mei 2018 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
De vader is wettelijk verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn dochter. Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie is de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder en de vader. De vader geeft aan dat hij bereid is met Afl. 200,- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
De behoefte van de minderjarige
4.3
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het Gerecht als richtsnoer voor kinderen van 12 jaar en ouder, die niet op Colegio Arubano zitten, een bedrag van Afl. 650,- per maand. In dit bedrag zijn begrepen de noodzakelijke schoolkosten en de kosten voor kleding, recreatie en persoonlijke verzorging. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van het kind die niet zijn begrepen in bovengenoemde bedragen (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang). De moeder heeft de kosten van de minderjarige bepaald op Afl. 889,99,- per maand. De door de moeder opgevoerde kosten van “school uniform” Afl. 155,-, “school” Afl. 175,-, “aircogeld” Afl. 150,- en “buitenschoolse activiteiten” Afl. 85,- zijn al begrepen in het bedrag van Afl. 650,-. Het gerecht zal rekening houden met de post “buitenschoolse andere kosten” Afl. 240,- nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 890,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
Het inkomen van de moeder
4.4
Blijkens de door de moeder overgelegde salarisslips bedraagt haar salaris netto gemiddeld afgerond ca Afl. 1.040,32,- per maand.
De draagkracht van de moeder
4.5
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder gaat het gerecht er vanuit dat zij, exclusief de kosten van de hypotheek, een bedrag van minimaal Afl. 1.450,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zijn onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. De door de moeder opgevoerde kosten van “levensverzekering” Afl. 661,-, “motorrijtuigbelasting” Afl. 250,- en “autoverzekering” Afl. 1.136,73 zijn al begrepen in het forfaitair bedrag van Afl. 1.450. Het gerecht zal rekening houden met de (onbetwiste) posten “hypotheek” ad Afl. 1.064,- “persoonlijke lening” ad Afl. 480,- en de “auto lening” ad Afl. 581,-.
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.125,-. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkrachtruimte van de moeder nihil is. Het gerecht zal echter wel rekening houden met het feit dat de moeder samenwoont met een partner die over inkomen beschikt om bij te dragen in de kosten van haar levensonderhoud en de woonlasten en ook met het feit dat moeder eigenares is van een zaak.
Het inkomen van de vader
4.6
De vader heeft geen salarisslips overgelegd. Volgens de vader heeft hij geen vaste baan en verdient hij Afl. 700,- maandelijks als automonteur. De moeder betwist het inkomen van de vader en stelt dat hij maandelijks Afl. 5.000,- verdient.
De draagkracht van de vader
4.7
De vader heeft een bedrag van Afl. 300,- per maand opgevoerd als kosten voor een ander minderjarige kind van hem. De vader heeft gesteld dat hij voor [naam minderjarige] een bedrag van Afl. 200,- kan betalen.
Het gerecht overweegt dat van de vader verwacht mag worden dat hij verificatoir inzicht geeft in zijn draagkracht en/of uitgavenpatroon. De vader heeft desondanks nagelaten een draagkrachtoverzicht in het geding te brengen, dan wel zijn uitgaven te specificeren aan de hand van onder meer rekeningen en bankafschriften.
4.8
Gelet op de wijze waarop het inkomen van de vader zich tot dat van de moeder verhoudt en op alle overige omstandigheden van dit geval (waaronder de draagkracht van partijen en het feit dat de moeder samenwoont met een partner en een eigen zaak heeft) acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 200,- per maand, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De vader wordt in staat geacht tot betaling van voornoemde bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die aan die bijdrage behoefte heeft. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2018.
5.DE BESLISSING
Het gerecht:
bepaalt de door de vader [verzoeker] met ingang van 1 oktober 2018 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats], op een bedrag van Afl. 200,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.