ECLI:NL:OGEAA:2018:647

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201801153
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de man betreffende kinderalimentatie voor minderjarige kinderen

In deze beschikking van 16 oktober 2018, behorend bij de zaak AUA201801153, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een alimentatiezaak tussen de Voogdijraad als verzoeker en de man als verweerder. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 24 april 2018 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2018 waren de moeder en de man aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De zaak betreft de kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2009 en 2011, uit de relatie tussen de man en de moeder. De man heeft de kinderen niet erkend en de moeder verzoekt om een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- voor de oudste en Afl. 394,- voor de jongste, ingaande op 1 mei 2018.

Het gerecht overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, naar draagkracht. De man heeft verweer gevoerd en is bereid Afl. 250,- per kind per maand te betalen. Het gerecht stelt vast dat de gemiddelde kosten voor de verzorging en opvoeding van kinderen in de betreffende leeftijdsgroep rond Afl. 450,- per maand liggen. Na beoordeling van de door de moeder opgevoerde kosten, komt het gerecht tot de conclusie dat de behoefte van de oudste op Afl. 600,- en die van de jongste op Afl. 504,- per maand kan worden vastgesteld.

De draagkracht van zowel de moeder als de man is beoordeeld. De moeder heeft een netto-inkomen van Afl. 5.953,13 per maand, terwijl de man een netto-inkomen van Afl. 1.898,20 per maand heeft. Gezien de financiële situatie van de man en de verhouding van zijn inkomen tot dat van de moeder, acht het gerecht een bijdrage van Afl. 250,- per kind per maand redelijk. De ingangsdatum van de bijdrage is vastgesteld op 1 oktober 2018. De man is tevens toegelaten om kosteloos te procederen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 16 oktober 2018
behorend bij E.J. nr. AUA201801153.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.
Belanghebbende:
[naam belanghebbende], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 24 april 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van de zaak op 4 september 2018, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig was [raadonderzoeker], de moeder en de man in persoon bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarige [naam minderjarige 1] is op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] geboren en de minderjarige [naam minderjarige 2] is op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] geboren uit de relatie tussen de man en de moeder.De man heeft de minderjarigen niet erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de man tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- voor [naam minderjarige 1] en Afl. 394,- voor [naam minderjarige 2] ingaande 1 mei 2018 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe wordt aangevoerd dat de man voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
De man is wettelijk verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen. Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie is de behoeftes van de minderjarigen en de draagkracht van zowel de moeder en de man. De man voert verweer en geeft aan dat hij bereid is met Afl. 250,- per kind per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
De behoeftes van de minderjarigen
4.3
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zijn begrepen de schoolkosten, de kosten aan kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.4
De moeder heeft de kosten van [naam minderjarige 1] bepaald op Afl. 1.005,33 per maand. De door de moeder opgevoerde kosten van “schoolgeld” Afl. 178-, “schooluniform” Afl. 138,-, en “buitenschoolse activiteiten” Afl. 15,- zijn al begrepen in het bedrag van Afl. 450,-. Het gerecht zal rekening houden met de post “bijles” Afl. 150,- nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. Het gerecht zal geen rekening houden met de post “psycholoog” ad Afl. 149,-, dit nu de noodzaak van deze kosten onvoldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder en de stukken die zijn overgelegd dateren van het jaar 2016 en 2017. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van [naam minderjarige 1] worden vastgesteld op Afl. 600,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.5
De moeder heeft de kosten van [naam minderjarige 2] bepaald op Afl. 788,58 per maand. De door de moeder opgevoerde kosten van “schoolgeld” Afl. 100-, “schooluniform” Afl. 138,-, zijn al begrepen in het bedrag van Afl. 450,-. Het gerecht zal rekening houden met de post “traimerdia” ad Afl. 650,- (tweemaal Afl. 325,- per jaar welke maandelijks neerkomt afgerond op Afl. 54,-), nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. Het gerecht zal geen rekening houden met de posten “basebal inschrijving” ad Afl. 35,-, “buitenschoolse activiteiten ad Afl. 15 en ad Afl. 35,-, nu deze kosten onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt door de moeder aan de hand van overlegging van onderbouwende stukken. Voorts zal het gerecht ook geen rekening houden met de post “summercamp” ad Afl. 225,- nu de noodzaak daarvan onvoldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarige [minderjarige 2] worden vastgesteld op Afl. 504,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
Het inkomen van de moeder
4.6
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 5.134,38 (inclusief kindertoelage en piketuren Voogdijraad). De moeder is ambtenaar en ontvangt als zodanig gelijk bedrag (Afl. 1.500,-), reparatiepremie (Afl.1.166,96), vakantie-uitkering (Afl. 5.975,-), voorjaarspremie (Afl. 1.500,-), hetgeen maandelijks uitkomt op Afl. 818,75. Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld Afl. 5.134,38 + Afl. 818.75 = Afl. 5.953,13.
De draagkracht van de moeder
4.7
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder gaat het gerecht er vanuit dat zij, exclusief de kosten van de hypotheek, een bedrag van minimaal Afl. 1.450,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zijn onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. De door de moeder opgevoerde kosten van “autoverzekering” Afl. 1.248,60, “motorrijtuigbelasting” Afl. 306,-, “Elmar” Afl. 68,08, “Setar” Afl. 144,55 en “Web” Afl. 31.08 zijn al begrepen in het forfaitair bedrag van Afl. 1.450. De post “Ad Patres” Afl. 200,- zal buiten beschouwing worden gehouden nu deze post niet is onderbouwd met stukken. Het gerecht zal rekening houden met de (onbetwiste) posten “huur” ad Afl. 1.100,- “persoonlijke lening Island Finance” ad Afl. 272,44, “de persoonlijke lening bij Aruba Bank” ad Afl. 1.018,- en de “persoonlijke lening bij Banco di Caribe” ad Afl. 548,-.
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.938,44. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkrachtruimte van de moeder Afl. 3.014,69 (Afl. 5.953.38 minus Afl. 2.938,44) is.
Het inkomen van de man
4.8
Uit de door de man overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-loon per quincena heeft van Afl. 949,10 (inclusief reparatietoeslag). Zijn netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld Afl. 1.898,20. De moeder betwist het inkomen van de man en stelt dat hij maandelijks meer verdient vanwege klusjes werk die hij doet, maar die stelling mist verificatoire onderbouwing en wordt daarom gepasseerd.
De draagkracht van de man
4.9
Bij de vaststelling van de draagkracht van de man gaat het gerecht er vanuit dat zij, exclusief de kosten van de hypotheek, een bedrag van minimaal Afl. 1.450,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zijn onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de man opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal rekening houden met de (onbetwiste) posten “levensonderhoud kind” ad Afl. 200,- en “bijdrage woning” ad Afl. 150,-.
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de man bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.800,-. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkrachtruimte van de man Afl. 89.20 (Afl. 1.898,20 minus Afl. 1.800) is. De man heeft ter zitting aangeboden om een bedrag van Afl. 250,- per kind per maand te betalen.
4.1
Gelet op de wijze waarop het inkomen van de man zich tot dat van de moeder verhoudt en op alle overige omstandigheden van dit geval (waaronder de draagkracht van partijen en dat de man naast zijn baan ook klusjes werk doet) acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 250,- per kind per maand, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De man wordt (mede naar zijn eigen zeggen) in staat geacht tot betaling van voornoemde bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die aan die bijdrage behoefte hebben. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2018.
4.8
Gelet op het door de man overgelegde bewijs van onvermogen van 15 augustus 2018, zal aan hem toelating worden verleend om kosteloos te procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de man toelating om kosteloos te procederen,
bepaalt de door de man [verzoeker] met ingang van 1 oktober 2018 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], en de minderjarige [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats], op een bedrag van Afl. 250,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.