In deze beschikking van 16 oktober 2018, behorend bij de zaak AUA201801153, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een alimentatiezaak tussen de Voogdijraad als verzoeker en de man als verweerder. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 24 april 2018 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2018 waren de moeder en de man aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De zaak betreft de kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2009 en 2011, uit de relatie tussen de man en de moeder. De man heeft de kinderen niet erkend en de moeder verzoekt om een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- voor de oudste en Afl. 394,- voor de jongste, ingaande op 1 mei 2018.
Het gerecht overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, naar draagkracht. De man heeft verweer gevoerd en is bereid Afl. 250,- per kind per maand te betalen. Het gerecht stelt vast dat de gemiddelde kosten voor de verzorging en opvoeding van kinderen in de betreffende leeftijdsgroep rond Afl. 450,- per maand liggen. Na beoordeling van de door de moeder opgevoerde kosten, komt het gerecht tot de conclusie dat de behoefte van de oudste op Afl. 600,- en die van de jongste op Afl. 504,- per maand kan worden vastgesteld.
De draagkracht van zowel de moeder als de man is beoordeeld. De moeder heeft een netto-inkomen van Afl. 5.953,13 per maand, terwijl de man een netto-inkomen van Afl. 1.898,20 per maand heeft. Gezien de financiële situatie van de man en de verhouding van zijn inkomen tot dat van de moeder, acht het gerecht een bijdrage van Afl. 250,- per kind per maand redelijk. De ingangsdatum van de bijdrage is vastgesteld op 1 oktober 2018. De man is tevens toegelaten om kosteloos te procederen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen.