ECLI:NL:OGEAA:2018:648

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201801165
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende kinderalimentatie voor minderjarigen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van kinderalimentatie voor zijn minderjarige kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 april 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2018 waren de moeder, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de vader, die in persoon verscheen, aanwezig. De minderjarige kinderen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, waarbij de vader de kinderen heeft erkend.

De vader werd verzocht een maandelijkse bijdrage van Afl. 275,- per kind te betalen, ingaande op 1 mei 2018. De moeder stelde de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op Afl. 550,- per kind per maand, een bedrag dat de vader niet heeft weersproken. De draagkracht van de moeder werd vastgesteld op een netto inkomen van Afl. 1.550,34 per maand, terwijl de vader aangaf Afl. 700,- per quincena te verdienen, maar geen salarisslips overlegde.

Het gerecht oordeelde dat de vader, gezien zijn draagkracht en de behoefte van de kinderen, een bijdrage van Afl. 200,- per kind per maand moest betalen, met ingang van 1 oktober 2018. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek om een hogere bijdrage werd afgewezen. Deze beschikking werd gegeven door mr. A.H.M. van de Leur en openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.

Uitspraak

Beschikking van 16 oktober 2018
behorend bij E.J. nr. AUA201801165.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[verweerder],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbende:
[naam belanghebbende], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 26 april 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van de zaak op 4 september 2018, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig was [raadonderzoeker] en dat de moeder bij haar gemachtigde is verschenen en de vader in persoon is verschenen.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarige [naam minderjarige] is op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] geboren en de minderjarige [naam minderjarige 2] is op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.De vader heeft de minderjarigen erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 275,- per kind ingaande 1 mei 2018 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3
De moeder heeft de kosten van de minderjarigen bepaald op Afl. 550,- per kind per maand. De vader heeft deze kosten niet weersproken, zodat het gerecht ervan uit zal gaan dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen maandelijks Afl. 550,- per kind bedragen.
De draagkracht van de moeder
4.4
Blijkens de door de moeder overgelegde loonstrookjes bedraagt haar loon netto gemiddeld afgerond ca Afl. 1.550,34 per maand.
4.5
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder gaat het gerecht er vanuit dat zij, een bedrag van minimaal Afl. 1.450,- per maand nodig heeft om in haar eigen onderhoud te voorzien. In dit bedrag zijn onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Rekening houdend met het forfaitair bedrag aan kosten van Afl. 1.450,- en de bijdrage thuis van Afl. 250,- houdt de moeder geen bedrag over om te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Het inkomen van de vader
4.6
De vader heeft geen salarisslips overgelegd en heeft onbestreden gesteld dat hij Afl. 700,- per quincena verdiend.
De draagkracht van de vader
4.7
De vader heeft gesteld dat hij voor elk kind een bedrag van Afl. 200,- kan betalen.
Het gerecht overweegt dat van de vader verwacht mag worden dat hij verificatoir inzicht geeft in zijn draagkracht en/of uitgavenpatroon. De vader heeft echter nagelaten een draagkrachtoverzicht in het geding te brengen, dan wel zijn uitgaven te specificeren aan de hand van onder meer rekeningen en bankafschriften. Die omstandigheden komen en blijven voor zijn rekening en risico.
4.8
Gelet op de draagkracht van de moeder en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 200,- per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van die bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2018.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de vader [verweerder] met ingang van 1 oktober 2018 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] en [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats], op een bedrag van Afl. 200,- per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.