In deze beschikking van 13 november 2018, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, werd het verzoek tot ontkenning van het vaderschap behandeld. De verzoekers, de moeder en de juridische vader, stelden dat de juridische vader niet de biologische vader is van de minderjarigen, geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de juridische vader. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 juni 2018 was ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand en een mondelinge behandeling op 2 oktober 2018. Tijdens deze behandeling waren de moeder, de juridische vader, de biologische vader en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig.
De feiten wezen uit dat de minderjarigen, geboren in 2007 en 2013, uit het huwelijk van de moeder en de juridische vader voortkwamen. De juridische vader verzocht om ontkenning van het vaderschap, maar het gerecht oordeelde dat hij niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat onduidelijk was wanneer hij had ontdekt dat hij vermoedelijk niet de biologische vader was. Ook de moeder werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat haar verzoek na de wettelijke termijn was ingediend.
De bijzondere curator, benoemd door de Voogdijraad, vertegenwoordigde de minderjarigen en verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap. Een DNA-test bevestigde dat de biologische vader de vader van de minderjarigen was. Het gerecht oordeelde dat aan de wettelijke eisen voor gegrondverklaring van de ontkenning was voldaan en verklaarde de verzoekers niet-ontvankelijk, benoemde de Voogdijraad tot bijzondere curator en verklaarde de ontkenning van het vaderschap gegrond.