ECLI:NL:OGEAA:2018:694
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens onvoldoende bewijs van samenwoning
In deze Arubaanse strafzaak stond de verdachte terecht op beschuldiging van het opzettelijk niet naar waarheid verstrekken van gegevens met betrekking tot haar samenwoning met een medeverdachte, wat zou hebben geleid tot onterecht verkregen voordelen zoals een verblijfsvergunning en toelagen voor defensiepersoneel. De zaak werd behandeld op 8 november 2018, na een openbare terechtzitting op 18 oktober 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. W. Gerretschen, eiste een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet had samengewoond met de medeverdachte en dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te staven. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de getuigen en het bestuderen van de bewijsstukken, concludeerde het Gerecht dat er onvoldoende overtuiging was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verklaringen van de verdachte en de getuigen waren niet overtuigend genoeg om de beschuldigingen te onderbouwen. Het Gerecht sprak de verdachte vrij, omdat niet zonder enige twijfel kon worden bewezen dat zij het ten laste gelegde had gepleegd.