ECLI:NL:OGEAA:2018:709

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
2994 van 2016 / AUA201600666
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en lasten van de echtelijke woning

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, hierna aangeduid als [Naam Eiser] en [Naam Gedaagde]. De procedure begon met een tussenvonnis op 7 maart 2018, waarin het gerecht oordeelde dat [Naam Eiser] recht had op verrekening van de grondbelasting tot 11 december 2014. [Naam Eiser] werd in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen, waaruit zou blijken om welk bedrag het ging. Het gerecht wees de aanspraak van [Naam Eiser] op verdeling van de grondbelasting vanaf 2015 af, omdat hij de echtelijke woning bleef gebruiken en derhalve alle lasten diende te dragen.

[Naam Eiser] overhandigde een afbetalingsschema van de Servicio di Impuesto, waaruit bleek dat er nog een bedrag van AWG 1.277,04 verschuldigd was over het jaar 2014. Dit bedrag diende door [Naam Gedaagde] te worden betaald, wat in mindering strekt op de overbedeling. [Naam Eiser] stelde verder dat [Naam Gedaagde] ook de helft van de erfpacht en grondbelastingschulden na de peildatum diende te betalen, maar dit werd door het gerecht verworpen. Het gerecht oordeelde dat alle lasten van de woning vanaf de peildatum voor rekening van [Naam Eiser] komen, en dat hij geen gebruikersvergoeding verschuldigd is.

In de uitspraak werd bepaald dat [Naam Eiser] aan [Naam Gedaagde] een bedrag van AWG 9.622,87 diende te betalen, zijnde de helft van de overwaarde van de echtelijke woning, na aftrek van een eerder genoemd bedrag. Het gerecht benoemde ook notaris mr. [notaris] voor het transport van de woning. De kosten werden gecompenseerd, en het verzoek van [Naam Gedaagde] om ontslag uit aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.M. Vanwersch op 14 november 2018.

Uitspraak

Vonnis van 14 november 2018
Behorend bij A.R. 2994 van 2016 / AUA201600666
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam Eiser]
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [Naam Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena,
tegen:
[naam Gedaagde],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [Naam Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 maart 2018;
  • de akte uitlating aan de zijde van [Naam Eiser];
  • de antwoordakte van [Naam Gedaagde].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis d.d.7 maart 2018 heeft het gerecht in r.o. 4.7 overwogen dat [Naam Eiser] aanspraak heeft op verrekening van de grondbelasting tot 11 december 2014. [Naam Eiser] is in de gelegenheid gesteld om een verklaring van de belastingdienst of andere documenten over te leggen, waaruit blijkt om welk bedrag dit gaat. De aanspraak van [Naam Eiser] op verdeling van de grondbelasting vanaf 2015 heeft het gerecht afgewezen, omdat [Naam Eiser] de echtelijke woning is blijven gebruiken en om deze reden gehouden is alle lasten hiervan te dragen. [Naam Eiser] kreeg dan ook gelegenheid om bescheiden over te leggen waaruit opgemaakt kon worden welk bedrag aan grondbelasting en/of erfpacht op de peildatum nog verschuldigd was.
2.2 [
Naam Eiser] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een afbetalingsschema van de Servicio di Impuesto overgelegd gedateerd 26 januari 2015. Hieruit volgt dat over het jaar 2014 nog een bedrag ad AWG 1.277,04 verschuldigd was. Hiervan dient [Naam Gedaagde] de helft te betalen. Dit bedrag strekt in mindering op de overbedeling.
2.3
Voorts stelt [Naam Eiser] dat [Naam Gedaagde] ook de helft dient te betalen van de erfpacht en grondbelastingschulden van na de peildatum 11 december 2014, omdat deze schulden nauw verbonden zijn met de echtelijke woning.
2.4
Deze stelling wordt verworpen. Met [Naam Gedaagde] is het gerecht van oordeel dat alle lasten van de woning vanaf de peildatum voor rekening van [Naam Eiser] komen, aangezien hij degene is die in de echtelijke woning woont. Om deze reden is hij evenwel - anders dan is overwogen in het tussenvonnis van 7 maart 2018 - geen gebruikersvergoeding verschuldigd. Het gerecht komt dan ook op hetgeen ten aanzien van de gebruikersvergoeding is overwogen terug.
2.5
Ten aanzien van de overige boedelschulden heeft het gerecht reeds geoordeeld dat deze voor rekening van [Naam Eiser] komen.
2.6
De man dient aldus te betalen aan de vrouw:
AWG 10.261,39 zijnde de helft van de overwaarde van de echtelijke woning.
Hierop strekt in mindering AWG 638,52, zodat resteert AWG 9.622,87. De man wordt dan ook veroordeeld dit bedrag aan de vrouw te betalen.
2.7
Het gerecht zal notaris mr. [notaris] benoemen tot ten overstaan van wie het tarnsport zal dienen plaats te vinden.
2.8
De verdeling zal worden vastgesteld zoals hieronder bepaald en reeds is bepaald in het tussenvonnis van 7 maart 2018.
2.9
De vrouw heeft verzocht om haar te ontslaan uit haar aansprakelijkheid uit alle gemeenschap schulden, doch dit verzoek kan niet worden toegewezen. De vrouw dient hiervoor contact op te nemen met de betreffende schuldeisers.
2.1
Gelet op de aard van de procedure worden de kosten gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
deelt de echtelijke woning, gelegen te [adres] te Aruba toe aan de man;
3.2
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de, voor de levering van het onroerend goed aan de man, vereiste toestemming van de vrouw;
3.3
benoemt notaris mr. [notaris], ten overstaan van wie het transport dient plaats te vinden;
3.4
deelt de schulden ontstaan tijdens het huwelijk toe aan de man;
3.5
veroordeelt de man te betalen aan de vrouw een bedrag van AWG 9.622,87;
3.6
stelt voor het overige de verdeling vast zoals overwogen in het tussenvonnis van
7 maart 2018;
3.7
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak