ECLI:NL:OGEAA:2018:711

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
BB 1700 van 2107; AUA201701959
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering op basis van een huurovereenkomst met geschil over sleuteloverdracht en huurbetalingen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een geldvordering ingesteld tegen gedaagde op basis van een huurovereenkomst. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 juli 2018, waarin werd bepaald dat partijen nadere inlichtingen moesten verstrekken over de sleuteloverdracht. Tijdens de comparitie op 1 november 2018 verklaarde gedaagde dat zij de sleutels op 10 maart 2017 in de brievenbus van eiser had gedeponeerd, maar kon dit niet onderbouwen. Eiser betwistte deze verklaring en stelde dat hij de sleutels pas op 17 mei 2017 had aangetroffen.

Het gerecht oordeelde dat gedaagde de bewijslast droeg voor haar stelling, maar dat zij niet in staat was om dit bewijs te leveren. Hierdoor werd aangenomen dat de huurovereenkomst doorliep tot 17 mei 2017, wat resulteerde in een achterstallige huur van AWG 825,00. Daarnaast diende gedaagde ook openstaande facturen van WEB en Elmar te betalen, wat resulteerde in een totaalbedrag van AWG 976,28, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechter wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet waren onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk werden gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 14 november 2018 door mr. Y.M. Vanwersch, en de veroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 14 november 2018
Behorend bij BB-1700 van 2017/AUA201701959
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
procederend in persoon
tegen:
[GEDAAGDE]
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juli 2018;
- de brief aan de zijde van [gedaagde] met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen op 1 november 2018, waaruit blijkt dat [eiser] is verschenen, evenals [gedaagde], bijgestaan door mr. J.A.R. Bryson.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het gerecht stelt voorop dat volhard wordt in hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 4 juli 2018.
2.2
Bij dit tussenvonnis is onder meer overwogen dat partijen nadere inlichtingen dienden te geven over de gang van zaken rondom het inleveren van de sleutels van het gehuurde door [gedaagde]. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [gedaagde] verklaard dat zij de sleutels van het gehuurde rondom 10 maart 2017 in de brievenbus van [eiser] heeft gedeponeerd en dat zij hierover een bericht had gestuurd aan [eiser]. Zij kan dit evenwel niet onderbouwen omdat zij niet meer beschikt over de betreffende telefoon, waarmee ze het tekstbericht had verstuurd aan [eiser].
2.3 [
eiser] betwist dat hij op of rond 10 maart 2017 een bericht heeft ontvangen van [gedaagde] over de sleutels die in de brievenbus zouden zijn achtergelaten. [eiser] stelt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [gedaagde] de sleutels niet had ingeleverd omdat zij het appartement wilde opknappen. Voorts verklaarde [eiser] desgevraagd dat hij de sleutels op 17 mei 2017 aantrof en direct na deze vondst de Dienst Huur&Consumenten zaken heeft gebeld. Nadat de inspecteur van deze Dienst gearriveerd was, heeft [eiser] het gehuurde met de aangetroffen sleutels opengemaakt.
2.4
Gelet op het gemotiveerde verweer van [eiser], rust in beginsel op [gedaagde] de bewijslast van haar stelling dat zij de sleutels reeds op of omstreeks 10 maart 217 heeft in geleverd en dat [eiser] hiervan op de hoogte was. [gedaagde] verklaarde ter gelegenheid van de comparitie van partijen dat zij haar stelling niet kan bewijzen. Dit heeft tot gevolg dat zij niet in de gelegenheid hoeft te worden gesteld dit bewijs bij te brengen. Aldus wordt ervan uit gegaan dat [eiser] de sleutels eerst op 17 mei 2017 heeft ontvangen en dat de huurovereenkomst tot deze datum doorloopt, aangezien [gedaagde] het gehuurde niet ter beschikking heeft gesteld aan [eiser]. Aldus is [gedaagde] nog 1,5 maand huur verschuldigd. Dit komt neer op een bedrag van AWG 825,00, dat wordt toegewezen.
2.5
Tevens dient [gedaagde] nog de openstaande facturen van Web en Elmar te betalen. Dit betreft de maanden maart en april 2017 in totaal AWG 151,28. Dit bedrag wordt eveneens toegewezen. Voor zo ver de vordering van [eiser] ziet op aansluitkosten wordt dit deel afgewezen, omdat de aansluitingen op naam van [eiser] staan en hij verantwoordelijk is voor tijdige en correcte betaling. Het enkele feit dat zijn huurster - lees [gedaagde] - niet tijdig betaalde, ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om voor tijdige en correcte betaling zorg te dragen. Door te wachten op de uitkomst van deze procedure, heeft [eiser] het risico genomen dat hij afgesloten zou worden en aldus geconfronteerd zou worden met aanzienlijke aansluitkosten. Dit is evenwel een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
2.6
Wat betreft de gevorderde kosten voor de nieuwe airco wordt als volgt overwogen. [eiser] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen verklaard dat gedurende de huurperiode van [gedaagde] 3 airco’s defect zijn geraakt en hij steeds nieuwe airco’s moet kopen. Wat hier verder ook van zij, nu partijen in de huurovereenkomst geen concrete afspraken hebben gemaakt, gaat het gerecht ervan uit dat [gedaagde] het gehuurde huurde inclusief een werkende airco. In de regel zijn de kosten voor de vervanging van een airco voor rekening van de verhuurder en de kosten van de servicebeurten voor rekening van de huurder. Het enkele feit dat [eiser] 3 airco’s heeft gekocht maakt dit niet anders. Nu de vordering ter zake de nieuwe airco een juridische grondslag ontbeert, wordt het hierop betrekking hebbende deel afgewezen.
2.7
Uit het voorgaande volgt - in samenhang met hetgeen reeds is beslist in het tussenvonnis van 4 juli 2018 - dat een bedrag wegens achterstallige huur ad AWG 825,00 alsmede de kosten van maart en april 2017 van WEB en Elmar ad AWG 151,28 , derhalve in totaal AWG 976,28 toegewezen wordt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzoekschrift.
2.8
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu deze niet zijn onderbouwd.
2.9
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
veroordeelt [gedaagde] te betalen aan [eiser] een bedrag ad AWG 976,28, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2017 tot de dag der voldoening;
3.2
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak