ECLI:NL:OGEAA:2018:711
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geldvordering op basis van een huurovereenkomst met geschil over sleuteloverdracht en huurbetalingen
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een geldvordering ingesteld tegen gedaagde op basis van een huurovereenkomst. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 juli 2018, waarin werd bepaald dat partijen nadere inlichtingen moesten verstrekken over de sleuteloverdracht. Tijdens de comparitie op 1 november 2018 verklaarde gedaagde dat zij de sleutels op 10 maart 2017 in de brievenbus van eiser had gedeponeerd, maar kon dit niet onderbouwen. Eiser betwistte deze verklaring en stelde dat hij de sleutels pas op 17 mei 2017 had aangetroffen.
Het gerecht oordeelde dat gedaagde de bewijslast droeg voor haar stelling, maar dat zij niet in staat was om dit bewijs te leveren. Hierdoor werd aangenomen dat de huurovereenkomst doorliep tot 17 mei 2017, wat resulteerde in een achterstallige huur van AWG 825,00. Daarnaast diende gedaagde ook openstaande facturen van WEB en Elmar te betalen, wat resulteerde in een totaalbedrag van AWG 976,28, vermeerderd met wettelijke rente.
De rechter wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet waren onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk werden gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 14 november 2018 door mr. Y.M. Vanwersch, en de veroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.