ECLI:NL:OGEAA:2018:716
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over uitzendovereenkomst en loonbetaling
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.R. Bryson, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door advocaat mr. lic. B.M. de Sousa. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 oktober 2018 werd ingediend. De eiser vorderde betaling van zijn loon, dat volgens hem rechtmatig was, omdat de uitzendovereenkomst van rechtswege zou zijn omgezet in een arbeidsovereenkomst door het ontbreken van de vereiste vergunning van de uitzendorganisatie.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 23 april 2018 werd een uitzendovereenkomst gesloten tussen de partijen. Echter, de vennootschap beschikte ten tijde van de overeenkomst niet over de benodigde vergunning. Op 1 juni 2018 werd de eiser meegedeeld dat er geen werk meer voor hem was. De eiser stelde dat hij recht had op loon, omdat de uitzendovereenkomst niet rechtsgeldig kon worden beëindigd zonder de vereiste vergunning.
De rechter oordeelde dat de eiser geen recht had op loon, omdat hij sinds 1 juni 2018 geen arbeid meer had verricht. De rechter wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 14 november 2018, waarbij de rechter de juridische grondslag van de vordering van de eiser als onvoldoende beschouwde.