ECLI:NL:OGEAA:2018:716

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
AUA201803273
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over uitzendovereenkomst en loonbetaling

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.R. Bryson, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door advocaat mr. lic. B.M. de Sousa. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 oktober 2018 werd ingediend. De eiser vorderde betaling van zijn loon, dat volgens hem rechtmatig was, omdat de uitzendovereenkomst van rechtswege zou zijn omgezet in een arbeidsovereenkomst door het ontbreken van de vereiste vergunning van de uitzendorganisatie.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 23 april 2018 werd een uitzendovereenkomst gesloten tussen de partijen. Echter, de vennootschap beschikte ten tijde van de overeenkomst niet over de benodigde vergunning. Op 1 juni 2018 werd de eiser meegedeeld dat er geen werk meer voor hem was. De eiser stelde dat hij recht had op loon, omdat de uitzendovereenkomst niet rechtsgeldig kon worden beëindigd zonder de vereiste vergunning.

De rechter oordeelde dat de eiser geen recht had op loon, omdat hij sinds 1 juni 2018 geen arbeid meer had verricht. De rechter wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 14 november 2018, waarbij de rechter de juridische grondslag van de vordering van de eiser als onvoldoende beschouwde.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 14 november 2018
Behorend bij AUA201803273
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Naam Eiser]
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [Naam Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[Naam VBA]
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: [NAAM VBA],
gemachtigde: de advocaat mr. lic. B.M. de Sousa,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 16 oktober 2018,
- de pleitnota van [Naam Eiser],
- de pleitnota van [NAAM VBA] met producties;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 2 november 2018.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen is op 23 april 2018 een uitzendovereenkomst tot stand gekomen ex artikel 7A:1615ij BWA.
2.2
Ten tijde van het aangaan van de uitzendovereenkomst beschikte [naam VBA] niet over de vereiste vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening inhoudende regels inzake het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
2.3
Op 1 juni 2018 heeft [NAAM VBA] [Naam Eiser] meegedeeld dat zij geen werk meer voor hem had.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Naam Eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [naam VBA] tot betaling van zijn loon af Afl. 765,00 per week vanaf 1 juni 2018 tot dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigt, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente en met veroordeling van [naam VBA] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
Naam Eiser] grondt de vordering erop dat wegens het ontbreken van de vereiste vergunning de uitzendovereenkomst van rechtswege is omgezet in een arbeidsovereenkomst en [naam VBA] niet bevoegd is om op deze wijze de arbeidsrelatie te beëindigen.
3.3 [
NAAM VBA] voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen hen tot stand gekomen overeenkomst een uitzendovereenkomst is als bedoeld in artikel 7A:1615ij BWA. Ingevolge het bepaalde in lid 2 van genoemd artikel heeft de ter beschikking gestelde arbeidskracht slechts dan recht op loon, indien hij daadwerkelijk arbeid verricht. Evenmin is in geschil het feit dat [Naam Eiser] sinds 1 juni 2018 geen arbeid meer heeft verricht.
4.2 [
Naam Eiser] bepleit dat, nu [naam VBA] sinds eind juli 2017 niet langer beschikte over een geldige vergunning als vereist op grond van artikel 2 van de Landsverordening houdende regels inzake het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, de uitzendovereenkomst tussen partijen van rechtswege is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
4.3
Zoals reeds ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, ontbeert deze stelling een juridische grondslag. Het ontbreken van - de in artikel 2 van de Landsverordening houdende regels inzake het ter beschikking stellen van arbeidskrachten dwingendrechtelijk voorgeschreven - uitzendvergunning regardeert [Naam Eiser] niet. Immers, in gevolge artikel 13 loopt degene die onder meer artikel 2 van deze verordening overtreedt, het risico op hechtenis of een geldboete. De sanctie op overtreding van het vergunningvereiste heeft dan ook geen gevolgen voor de relatie tussen de uitzendkracht en de uitzendorganisatie.
4.4
Nu [Naam Eiser] na de beëindiging van zijn eerste uitzending geen arbeid meer heeft verricht in opdracht en voor rekening van [naam VBA], heeft hij geen recht op loon. Om deze reden wordt de vordering afgewezen.
4.5 [
Naam Eiser] wordt nu hij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [Naam Eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [naam VBA] worden begroot op Afl. 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.