ECLI:NL:OGEAA:2018:717

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
518 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met taakstraf en schadevergoeding

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 november 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte heeft op 20 maart 2017 in Aruba opzettelijk een vuistslag toegediend aan de benadeelde partij, wat resulteerde in vier gebroken tanden. De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uren en een schadevergoeding van Afl. 3.640,- voor de benadeelde partij. De raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel, aangezien het ging om gebroken tandprotheses. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zwaar lichamelijk letsel, maar sprak de verdachte niet vrij van de mishandeling zelf. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, met een schadevergoedingsmaatregel van 73 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: P-2017/02975
Zaaknummer: 518 van 2018
Uitspraak: 22 november 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats]
(eigen opgave).

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.R. van Trikt, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het impliciet primair tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig (180) uren, subsidiair negentig (90) dagen vervangende hechtenis. Haar vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 3.640,- en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het impliciet primair tenlastegelegde feit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 20 maart 2017 in Aruba,
opzettelijk [benadeelde partij] heeft mishandeld,
immers heeft hij toen aldaar die [benadeelde partij] een vuistslag tegen zijn mond toegediend, waardoor die [benadeelde partij], zwaar lichamelijk letsel, te weten vier gebroken tanden,
althans enig letsel en/of pijn, heeft bekomen.
(artikel 2:273 lid 3 althans lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van het impliciet primair tenlastegelegde feit

Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu het in casu gaat om vier afgebroken tandprotheses. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het impliciet primair tenlastegelegde feit, te weten ’mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft’.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting komt het volgende naar voren. De verdachte heeft die bewuste nacht een vuistslag toegediend tegen de mond van de aangever waardoor de aangever pijn heeft ondervonden. Vier (voortand)protheses van de aangever zijn door de vuistslag (gedeeltelijk) gebroken en dienen vervangen te worden.
Levert vier afgebroken (voortand)protheses lichamelijk letsel op?
Mishandeling in de zin van artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht kan bestaan in het opzettelijk toebrengen van pijn of lichamelijk letsel. Het begrip ‘lichamelijk letsel’ ziet op gevallen van lichamelijke schade (bijvoorbeeld verwonding, (bots)fracturen c.q. benadeling van de gezondheid). Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet voldoende worden afgeleid dat er in casu sprake is geweest van lichamelijk letsel. Niet is gebleken van lichamelijke schade c.q. de noodzaak en aard van medisch ingrijpen. Het gaat hier om vier gebroken (voortand)protheses die vervangen moeten worden. De aangever loopt nog steeds met de gebroken protheses in zijn mond.
Het Gerecht zal de verdachte derhalve vrijspreken van het tenlastegelegde ‘mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel althans enig letsel ten gevolge heeft’.

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte impliciet subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op 20 maart 2017 in Aruba,
opzettelijk [benadeelde partij] heeft mishandeld,
immers heeft hij toen aldaar die [benadeelde partij] een vuistslag tegen zijn mond toegediend, waardoor die [benadeelde partij],
zwaar lichamelijk letsel, te weten vier gebroken tanden,
althans enig letsel en/ofpijn
,heeft bekomen.

6.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Impliciet subsidiair:
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bestaande die mishandeling uit het met de vuist slaan tegen de mond van de aangever.
De verdachte is, zo blijkt uit het justitieel documentatieregister d.d. 8 oktober 2018, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te melden taakstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

10.Schadevergoeding

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 3.640,- (drieduizend zeshonderdenveertig florin) aan materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Afl. 3.640,-. De hoogte van de vordering is niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden, zodat de vordering tot dit bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht beslist over de proceskosten als na te melden.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:45, 1:46 en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor omschreven;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
honderd (100) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
vijftig (50) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
twee (2) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 3.640,- (drieduizend zeshonderdenveertig florin)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 3.640,- (drieduizend zeshonderdenveertig florin), bij gebreke betaling of verhaal te vervangen door drieënzeventig (73) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mr. E.M.J. Jandroep, (zittingsgriffier), en op 22 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: