ECLI:NL:OGEAA:2018:737

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
AUA201803039
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de directeur van de Stichting Educacion Profesional Basico wegens fraude en verduistering

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de directeur van de Stichting Educacion Profesional Basico (SEPB). De SEPB verzocht om ontbinding op basis van gewichtige redenen, waaronder fraude en verduistering door de directeur, [verweerster]. De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De SEPB stelde dat [verweerster] niet naar behoren had gefunctioneerd en haar verantwoordelijkheden niet had nageleefd, wat leidde tot financiële onregelmatigheden binnen de organisatie.

De feiten wezen uit dat er onregelmatigheden waren gepleegd door een locatiedirecteur, [A], die samen met een financieel medewerkster, mw. [B], een aanzienlijk bedrag had verduisterd. Het onderzoek naar deze onregelmatigheden werd uitgevoerd door Forensic Services Caribbean N.V. (FSC). De directeur, [verweerster], was betrokken bij het onderzoek, maar het Gerecht oordeelde dat zij niet voldoende had gedaan om de richtlijnen en procedures te bewaken die dergelijke fraude hadden kunnen voorkomen.

Het Gerecht concludeerde dat de verhoudingen tussen [verweerster] en het bestuur van de SEPB zodanig verstoord waren dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd uitgesproken zonder toekenning van een billijkheidsvergoeding aan [verweerster]. Tevens werd [verweerster] veroordeeld in de proceskosten van de SEPB. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een directeur binnen een organisatie en de gevolgen van nalatigheid in het toezicht op financiële processen.

Uitspraak

Beschikking van 11 december 2018
Behorend bij E.J. no. AUA201803039
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
STICHTING EDUCACION PROFESIONAL BASICO,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: de SEPB,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp,
tegen:
[VERWEERSTER],
wonende in Aruba,
verweester,
hierna ook te noemen: [verweerster],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift met een aanvulling daarop, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 31 oktober 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat de SEPB ter zitting is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [penningmeester] en dhr. [vicevoorzitter] (penningmeester respectievelijk vicevoorzitter van bestuur van de SEPB). [verweerster] is verschenen in persoon. De SEPB heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging een voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties. [verweerster] heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verweerster], en dat eveneens onder overlegging van een voorgedragen pleitnota.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In deze procedure staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
De SEPB is de overkoepelende Stichting die het beheer en management van het lager beroepsonderwijs op Aruba voert. De Stichting heeft twee EPB-scholen, gevestigd in Oranjestad en San Nicolas. De twee EPB-scholen hebben ieder een eigen locatiedirecteur.
2.3
De SEPB stelt zich ten doel om leerlingen, ongeacht hun geloofsovertuiging, zowel algemene vorming als specifieke beroepsvorming aan te bieden. In totaal bezoeken jaarlijks ongeveer 1.600 leerlingen deze scholen. Binnen de SEPB zijn ongeveer 160 docenten werkzaam en ongeveer 30 onderwijsondersteunende medewerkers.
2.4
De SEPB wordt volledig bekostigd door subsidies van de overheid en wordt geleid door een bestuur dat volledig uit vrijwilligers bestaat, de Directeur van de SEPB (hierna: de directeur) vormt samen met de locatiedirecteuren het managementteam van de SEPB. De dagelijkse leiding van de SEPB valt onder de directeur, die samen met de financieel medewerker, de staffunctionaris Personeel en Organisatie en de secretarieel administratief medewerker het kantoor van de SEPB bemant.
2.5 [
verweerster], thans 57 jaar oud, is krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van de SEPB in de functie van directeur van de SEPB, tegen een laatstelijk genoten bruto maandsalaris van Afl. 9.068,75 inclusief toelage.
2.6
Het als productie 5 bij het verzoekschrift overgelegde document geheten “
Functiebeschrijving Directeur S.E.P.B.” vermeldt onder meer:
“(…).
Kerntaken:
(…).
Gericht op Financiën
a. -Is verantwoordelijk voor het opzetten en controleren van het financieel beleid van de S.E.P.B.
(…).
-Is verantwoordelijk voor het opzetten en bewaken van procedures en richtlijnen met betrekking tot het financiële beleid.
b. -Is verantwoordelijk voor de coördinatie van het financieel beleid van de S.E.P.B.
(…).
Gericht op de Administratie
a. -Is verantwoordelijk voor de controle van de administratieve organisatie en interne controle van de S.E.P.B.
b. -Is verantwoordelijk voor de coördinatie van de administratieve organisatie en interne controle van de S.E.P.B.
(…).
Verantwoording: De Directeur legt verantwoording af aan het bestuur van de Stichting.
(…).”.
2.7
Op of omstreeks oktober 2017, na het vertrek wegens pensionering van de locatiedirecteur van de EPB-Oranjestad (hierna: de school), te weten mw. [A] (hierna: [A]), werd [verweerster] door een van de unitmanagers van die school geïnformeerd dat het vermoeden bestond dat er onregelmatigheden zouden zijn gepleegd met cheques en facturen. In een gesprek tussen [verweerster] en die unitmanager gaf die manager aan dat zij deze informatie had ontvangen van de financieel medewerkster van de school.
2.8
In navolging van voormeld gesprek en de ontvangen informatie heeft de SEPB Forensic Services Caribbean N.V. (hierna: FSC) ingeschakeld voor het verrichten van onderzoek teneinde vast te stellen (1) of er inderdaad onregelmatigheden zijn gepleegd door [A], (2) wie daarvoor verantwoordelijk zijn en/of wie nog meer direct dan wel indirect daarbij betrokken waren, en (3) wat de financiële omvang is van de gepleegde onregelmatigheden. [verweerster] heeft ook deel uitgemaakt van dit onderzoek. Zij heeft op 26 april 2018 een gesprek gehad met FSC.
2.9
Voormeld onderzoek heeft aan het licht gebracht dat [A] - geholpen door financieel medewerkster mw. [B], die financieel administratieve werkzaamheden verrichtte voor de school - ten koste van de SEPB Afl. 369.738,01 zich heeft toegeëigend of heeft verduisterd in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2017. Eén en ander heeft mede kunnen gebeuren doordat twee unit-managers - kennelijk uit gemak - blanco cheques hebben ondertekend, welke [A] heeft aangewend om voor eigen gebruik gelden te onttrekken door facturen te vervalsen en te betalen waar geen diensten tegenover stonden. De arbeidsovereenkomst met voornoemde financieel medewerkster is door de SEPB beëindigd, en zij heeft disciplinaire maatregelen genomen tegen voormelde twee unit-managers.
2.1
De aan de pleitnota van [verweerster] gehechte email van [verweerster] aan R.F. Nieuw (voorzitter van het bestuur van de SEPB) van 25 april 2018 vermeldt onder meer:

(…).
Daarnaast en ten overvloede verwijs ik u - zoals reeds eerder gedaan - naar de formele functieverdeling in de financiële regelgeving van de SEPB en dat het niet zo is dat de directeur van de SEPB de volledige financiële verantwoordelijkheid draag t.a.v. het financieel beleid, immers financieel medewerkers, directeuren, unit managers, penningmeester, supervisors en bestuur hebben allen hun eigen verantwoordelijkheid.”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De SEPB verzoekt dat het Gerecht bij beschikking de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op korte termijn, althans op een door het Gerecht te bepalen andere tijdmijn, ontbindt op grond van de in het verzoekschrift omschreven gewichtige redenen, zonder toekenning aan [verweerster] van een door de SEPB te betalen billijkheidsvergoeding, kosten rechtens.
3.2 [
verweerster] voert verweer en concludeert - na ter zitting door het Gerecht erop te zijn gewezen dat er in deze procedure geen ruimte bestaat voor het instellen van vorderingen tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad en vorderingen tot betaling van niet genoten vakantiedagen - tot afwijzing van het door de SEPB verzochte, althans tot toekenning aan [verweerster] van een door de SEPB te betalen “
eervolle” billijkheidsvergoeding indien het Gerecht tot ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst overgaat.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gebleken is in dit geschil dat de verhoudingen tussen partijen zodanig zijn verstoord, dat van een vruchtbare samenwerking tussen [verweerster] als directeur van de SEPB enerzijds en het bestuur van de SEPB (ofwel de werkgever, althans de SEPB) anderzijds geen sprake meer kan zijn. Die gewijzigde omstandigheid levert een gewichtige reden op die de ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Die ontbinding zal daarom worden uitgesproken als na te melden.
4.2
De thans te beantwoorden vraag is of de SEPB al dan niet een ontbindingsvergoeding naar billijkheid dient te betalen aan [verweerster]. Dienaangaande wordt het volgende overwogen, waarbij het volgende voorop wordt gesteld.
4.3 [
verweerster] stelt dat haar hiervoor onder 2.6 vermelde functievereisten rond het jaar 2011 zijn gewijzigd, in die zin dat vanaf toen haar controlefuncties zijn vervallen omdat die waren overgedragen of uitbesteed aan een externe derde (JJ Administration Services). Die stelling heeft de SEPB gemotiveerd bestreden en staat daarom niet vast, terwijl het Gerecht geen grond ziet om die stelling aannemelijk te oordelen. Het had te dezen op de weg van [verweerster] gelegen om haar stelling te onderbouwen met een vanaf het bestuur van de SEPB (hierna: het bestuur) afkomstige stuk, waaruit kon blijken dat het bestuur haar had ontheven van bedoelde verantwoordelijkheden. Dit één en ander brengt naar het oordeel van het Gerecht mee dat uit de functieomschrijving volgt dat [verweerster] binnen de SEPB (en ook wat betreft haar twee scholen dus) eindverantwoordelijk is met betrekking tot onder meer het bewaken van procedures en richtlijnen met betrekking tot het financiële beleid binnen de SEPB alsmede de controle van de administratieve organisatie en interne controle van de SEPB, en dat zij dienaangaande verantwoording verschuldigd is aan het bestuur. Hierbij wordt nog overwogen dat voormelde eindverantwoordelijkheid van [verweerster] ziet op interne eindverantwoordelijkheid, terwijl het bestuur naar buiten toe eindverantwoordelijk is (naar bijvoorbeeld het Land als zijnde de instantie die de SEPB subsidieert of bekostigt).
4.4
De SEPB heeft onbestreden gesteld dat de hiervoor onder 2.9 omschreven verduistering of fraude niet had kunnen plaatsvinden indien - overeenkomstig de geldende richtlijnen dienaangaande, waarvan gesteld noch is gebleken althans niet aannemelijk is geworden dat [verweerster] die niet kende - de financiële administratie van de school regelmatig fysiek was gecontroleerd, omdat alsdan (1) de vervalste facturen, (2) het beheer door [A] van het chequeboek in plaats van de financieel medewerker en (3) de discrepanties tussen de kasstaten en de kas zouden zijn opgemerkt. Uit dit één en ander volgt in verbinding met haar functieomschrijving dat [verweerster] zich naar het oordeel van het Gerecht niet naar behoren heeft gekweten van de op haar rustende taak om voormelde richtlijnen te bewaken en/of te controleren, om aldus te bewerkstelligen dat aan [verweerster] ondergeschikten regelmatig de financiële administratie van de school fysiek controleerden, zodat bedoelde verduistering of fraude voorkomen had kunnen worden.
4.5
Uit de functieomschrijving van [verweerster] vloeit verder voort dat zij ter zake van de gang van zaken die bedoelde verduistering of fraude mogelijk heeft gemaakt (waaronder begrepen haar eigen verwijtbare nalaten zoals hiervoor omschreven) verantwoording verschuldigd is aan het bestuur. Het heeft dan ook zonder meer als redelijk te gelden dat het bestuur [verweerster] bij het voor partijen genoegzaam bekende schrijven van 13 augustus 2018 heeft opgedragen en/of gesommeerd om hierover het gesprek aan te gaan met of gehoord te worden door het bestuur op 15 augustus 2018 om 13:00 uur, aan welke opdracht of sommatie [verweerster] om voor haar moverende doch naar het oordeel van het Gerecht niet geldige redenen geen gehoor heeft gegeven. Bij schrijven van 20 augustus 2018 heeft het bestuur [verweerster] nogmaals en voor het laatst opgeroepen en/of gesommeerd om op 22 augustus 2018 het gesprek aan te gaan of gehoord te worden door het bestuur. Ook daaraan heeft [verweerster] zonder geldige reden geen gehoor aan gegeven. In plaats van te dezen naar behoren verantwoording af te leggen aan het bestuur (zijnde de werkgever van [verweerster]) heeft [verweerster] er voor gekozen om met betrekking tot het bestuur haar beklag te doen bij de Minister van Onderwijs (niet zijnde haar werkgever), die vervolgens mede naar aanleiding van dat beklag om voor hem moverende redenen het bestuur heeft verzocht collectief ontslag te nemen, althans dat in overweging te nemen. Reeds dat handelen van [verweerster] levert een onherstelbare vertrouwensbreuk op tussen haar en haar werkgever.
4.6
De omstandigheid dat [verweerster] niet inziet of niet wil inzien dat zij intern eindverantwoordelijk is zoals hiervoor omschreven in verbinding met het hiervoor omschreven verwijtbaar nalaten door [verweerster] in verdere verbinding met de omstandigheid dat te dezen verantwoordelijke [verweerster] geen gevolg heeft gegeven aan de opdrachten of sommaties van haar werkgever om op 15 augustus 2018 en in herkansing op 22 augustus 2018 het gesprek aan te gaan met betrekking tot bedoelde fraude, de bevindingen dienaangaande van FSC en het functioneren van [verweerster] met betrekking tot deze kwestie, en dat alles in samenhang met de omstandigheid dat [verweerster] haar eigen werkgever (het bestuur dus) kennelijk anders dan op positieve wijze heeft neergezet bij voornoemde minister leidt tot het oordeel dat door toedoen van [verweerster] de arbeidsrelatie tussen partijen duurzaam is verstoord. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die een andersluidend oordeel kunnen rechtvaardigen.
4.7
Vorenstaande brengt mee dat het Gerecht geen grond ziet voor toekenning aan [verweerster] van een door de SEPB te betalen ontbindingsvergoeding.
4.8 [
verweerster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de SEPB, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 205,64 =) Afl. 655,64 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-ontbindt per 15 december 2018 de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, zonder toekenning aan [verweerster] van een billijkheidsvergoeding;
-veroordeelt [verweerster] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de SEPB, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 655,64 aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 december 2018.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak