ECLI:NL:OGEAA:2018:752
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd en ontvankelijkheid van bezwaar en beroep
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie (verweerder) en een Colombiaanse appellante die een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen op 3 juni 2016, omdat de appellante niet voldeed aan de eis van tien jaar onafgebroken legaal verblijf in Aruba. De appellante had op 3 maart 2017 beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar bezwaar, dat op 8 november 2016 niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding. Tijdens de zittingen op 4 september en 15 oktober 2018 is de zaak behandeld, waarbij de appellante zich liet vertegenwoordigen door haar moeder.
Het Gerecht oordeelde dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar was, omdat niet vaststond wanneer de appellante de bestreden beschikking had ontvangen. Het beroep werd ontvankelijk verklaard. Vervolgens werd de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift beoordeeld. Het Gerecht kwam tot de conclusie dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaarschrift ook verschoonbaar was, omdat de appellante al eerder een bezwaarschrift had ingediend voordat zij de primaire beschikking had ontvangen.
Inhoudelijk oordeelde het Gerecht dat de aanvraag tot verblijf terecht was afgewezen, omdat de appellante niet kon aantonen dat zij gedurende de vereiste periode van tien jaar onafgebroken legaal in Aruba had verbleven. De uitspraak concludeerde dat het beroep gegrond was, de bestreden beschikking werd vernietigd, en het bezwaar ongegrond werd verklaard. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan de appellante werd terugbetaald.